Blad 16 van 48 bladen |
4608 Laurens.
Waaruit geboren:
1. |
Jan LOURISZ ??? (zie 2304). |
2. |
4612 Jeurefaes.
Waaruit geboren:
1. |
Jan Jeurefaesz
(Jurriaensz) RYAEL (zie 2306). |
2. |
4672 Crijn
(Quirijn) CORNELISZ, geboren ca 1560, overleden voor 5 juli 1615 te
Nootdorp.
Het is niet met zekerheid bekend wie de vader
is van Crijn Cornelisz.,
maar er zijn wel enkele aanwijzingen. In een akte van 31 juli 1594, te
Zoetermeer verleden, wordt Aefgen Claesdr., wonende
in Delft, genoemd als weduwe van Cornelis Claes. Zij verkocht in aanwezigheid
van Arent Claesz. haar voogd, die ook in Delft woonde, aan Crijn
Cornelisz., wonend tot Nieuweveen in Nootdorp, en Jan
Michiels, wonend tot Nieucoop in Pijnacker, een stuk
land van 'omtrent 4 morgen meest uitgemoert land
leggende te Zoetermeer in Roeleveen, strekkende van
de Veenrant tot de Ackersloot toe, belent noordwest Aryen Cornelis Sman, zuidoost Jaap Harman en Aryen
Cornelis Sman, verleden bij Neeltgen
[..], weduwe van wijlen Lenert Cornelis Brouwer tot
Delft'
Hoewel het uit de akte niet duidelijk wordt, is het wel aannemelijk dat Crijn Cornelisz., die het land
koopt, de zoon is van Aefgen Claesdr. Een andere
aanwijzing is dat ene Cornelis Claasz. getuige was
bij de doop van de oudste zn. van Crijn Cornelisz.; hij zou de opa kunnen zijn van het kind. Hoewel
wij er dus niet geheel zeker van zijn, gaan wij er voorlopig vanuit dat
Cornelis Claasz. en Aefgen
Claesdr. de ouders zijn van Crijn Cornelisz.
Zn. van Cornelis CLAESZ (zie 9344) en Aefgen
CLAES (zie 9345).
Getrouwd
met
4673 Aertgen
CLAESDR, overleden na 5 juli 1615.
Op 5 juli 1615 wordt in Zoetermeer een akte opgesteld voor schout en
schepenen:
'Compareerden Aertgen Claes, weduwe van
Quirijn Cornelis, wonend tot Nootdorp, geassisteert
met Claes Crijns, haer zoon en voogd in deze, voor de
helft en dezelve Claes Crijns voor hem zelve, en Gerrit Pieters, getrout met Maertgen Crijnen, tesamen voor de andere
helft; dewelken bekenden verkocht te hebben aan Jacob Frans, timmerman tot
Nootdorp, twee morgen zo heel lant als gebroken lant bij de hoop zonder maat aan malcander
gelegen in Roeleveen onder de jurisdictie van
Zoetermeer, belend west Jan Michiels, oost 't Scheijt,
toecomende de secretaris Groenhout tot Delft, zuid de
weduwe van Adriaan Sman, noord dezelve weduwe; wesende vrij en onbelast'.
De verrekening (de schuldbrief) volgt erna: 'Compareerde Jacob Frans,
timmerman tot Nootdorp, is schuldig aan Aertgen
Claes, weduwe van Crijn Cornelis, wonend tot Nootdorp
voor de helft, Claes Crijns voor hem zelve en Gerrit Pieters, getrout met Maertgen Crijnen, tesamen voor de andere
helft, de somme van 300 Carolus guldens tot 40 Grooten Vlaems het stuck, etc.'.
.
Waaruit geboren:
1. |
Claes CRIJNEN (LANGEVELT) (Crijns)
(zie 2336). |
2. |
Marytje Maartgen
CRIJNEN,
geboren ca 1590, overleden na 14 juli 1619 te Nootdorp[1],
getrouwd voor de kerk mei 1611 te Wilsveen met Gerrit
Pieter Claesz (van) QUACKESTEIN, gedoopt op zondag 3 november 1585 te
Nootdorp (getuige(n), Jan Cornelis, Anna Anthonis), zn. van Pieter
CLAESZ en Jannetje
PIETERS. |
3. |
Geschiedenis
van Nootdorp
Aan het eind van de zestiende eeuw woonde in Nootdorp (in Delfland) een
familie die zich later (van) Langevelt is gaan
noemen. De familienaam wordt ook geschreven als (van) Langervelt,
Langeveld en later voornamelijk Langerveld. De oudst
bekende voorvader van deze familie is Crijn Cornelisz., die in Nieuweveen woonde, een ambacht nabij
Nootdorp. In deze
streek werd sinds de Middeleeuwen al turf gewonnen.
Vele generaties van de hieronder genoemde familie Langevelt
waren werkzaam in de turfwinning.
In de 16e eeuw vormde Nootdorp met de Ambachtsheerlijkheid Nieuweveen en de
Heerlijkheid Hoogeveen de parochie Nootdorp. Het Ambacht Nieuweveen, dat
noordelijk van Nootdorp lag, bestond uit enkele polders: de Hondertmorgen,
en de West- en de Oost-Negentigmorgen. Ten zuidoosten van Nootdorp, langs de
landscheiding tussen Rijnland en Delfland, lag de Heerlijkheid Hoogeveen. Ook hier
werd aan weerszijden van de Othweg in het Langeland
turf gewonnen.
De ontginning van de veengronden in
Zuid-Holland
Rond het jaar 1000 was het grootste deel van het huidige Zuid-Holland ten
zuiden van Oude Rijn een ontoegankelijk moerassig veengebied, begroeid met
kreupelhout en riet en doorsneden door allerlei watertjes die afwaterden op de
Oude Rijn en de Hollandse IJssel. De begroeiing bestond uit licht houtgewas of
uit grassoorten, zoals bent en zegge. Men denke aan de plaatsnamen Benthuizen
en Zegwaard. Op de wat hoger gelegen delen groeiden bomen (wouden), hetgeen
terugkomt in plaatsnamen als Zoeterwoude en Hazerswoude. Het gebied behoorde
toe aan de Graven van Holland die in de dertiende eeuw op enkele plaatsen,
zoals in Delft, Rodenrijs en Pijnacker, grafelijke hoven lieten bouwen van
waaruit een begin werd gemaakt met de ontginning van het gebied. De graven
beleenden en verkochten grote stukken
land aan leenheren die het weer verpachtten of verkochten aan de eigenlijke
ontginners. Deze trokken vanaf de geesten en de hoger gelegen gebieden de
wildernis in. De turfwinning in Holland is tot ver in de twintigste eeuw
doorgegaan.
De plassen die ontstonden door de turfwinning zijn tussen de zeventiende en
twintigste eeuw drooggemalen en geschikt gemaakt voor de landbouw. In dit deel
van Holland was een veenlaag aanwezig van twee tot vier meter dik. De
turfwinning in de late Middeleeuwen begon met de aanleg van kaden rond een stuk
land. Vervolgens werden voor de ontwatering sloten gegraven. Toen de natuurlijke
afwatering van het overtollige water niet meer mogelijk was, werden
aanvankelijk rosmolens en later windmolens gebruikt voor de bemaling. Door de
bemaling van het gebied zakte het grondwaterpeil en klonk de veenlaag door de
ontwatering in, soms wel meer dan drie meter. Het veen dat boven de
grondwaterspiegel lag werd het eerst afgegraven. Dit was de grauwe turf die van
slechte kwaliteit was en die werd verkocht aan de industrieën in de steden,
zoals de bierbrouwerijen. Die bedrijven hadden grote behoefte aan brandstof en
hout was niet in grote hoeveelheden beschikbaar. De baggerturf, die meer hitte
gaf en langer brandde dan de hoogveenturf, werd verkocht aan de bewoners die de
turf gebruikten voor de verwarming van hun huizen en voor het koken.
Het slagturven
Rond 1530 komt de methode van het slagturven (ook wel ‘flodderen’ genaamd)
in gebruik. Dit is het wegbaggeren van het veen van onder de waterspiegel met
behulp van een baggerbeugel (een lange stok met een net aan een stalen beugel)
tot de onderliggende kleilaag was bereikt. In de navolgende eeuwen werden grote
gebieden in Holland afgegraven, zodat er na de ontvening
grote plassen ontstonden. Om te mogen slagturven was o.a. toestemming nodig van
het Hoogheemraad-schap en moest de veenman voor het ontginnen en afgraven van het veenland een
waarborg stellen, meestal het eigen woonhuis met het erf, een stuk weiland,
hooiland of een ander stuk slagturfland. Ook de schout en schepenen dienden de
uitgifte van de veenlanden goed te keuren. Het land werd voor een bepaalde
periode uitgegeven, waarover een belasting moest worden betaald, de zgn.
ongelden. Nadat de bovenste veengrond werd afgegraven, moest verdere winning
van het veen onder het grondwater plaatsvinden. In Holland was het verplicht om
de graszoden en de bovenlaag te vervoeren naar een plaats, waar na de vervening
een ringdijk zou worden gemaakt om de veenplas weer in te polderen. Ook heeft
men de grond gebruikt om er de trekgaten mee vol te gooien.
Bij het delven van het veen waren de uitveenders
vaak met zijn tweeën. Degene met de beugel (de graver), haalde vanaf de kant of
vanuit een boot (de praam) het veen omhoog en gooide dat op de legakker of
ribbe. Dat is een strook land waarop het gebaggerde veen in een laag van ca. 50
cm te drogen werd gelegd. De tweede man trapte de veenkluiten fijn (het
turftrappen) en vermengde met een klauw de bagger tot er een fijne brij was
ontstaan. Daarna begon het turfmaken; het meeste
water werd uit de veenbagger getrapt waarbij de mannen of vrouwen plankjes onder
hun voeten hadden. Er werd een vlakke laag gemaakt die overal even dik
was. Als de slik voldoende was ingedroogd werd er met een lange lat, die was
voorzien van spijkers, groeven getrokken die de maat waren voor de turf. De
groeven werden verder uitgestoken met een lange smalle schop (een steekijzer).
De turf bleef een week of vier op het veld liggen. Daarna werd de turf
gestapeld en in de zon en de wind te drogen gelegd. Turf die niet in hetzelfde
jaar werd verkocht werd opgeslagen in turfloodsen of schuren waar grote kieren
in de wanden zaten zodat de wind er doorheen kon blazen.
4674
Pieter CLAESZ[2].
Getrouwd met
4675 Josina
Jans van MIDDELKERCK.[3].
Waaruit geboren:
1. |
Jannigje
Pietersdr CLAES (zie 2337). |
4688 Harmen SWAEL, geboren ca
1520.
Waaruit geboren:
1. |
Pieter Hermonts
(zie 2344). |
4708 Leendert CRIJSMAN, geboren ca
1545.
Waaruit geboren:
1. |
Cornelis Leenderts KRIJSMAN / CRIJSMAN
(zie 2354). |
4736 Jan HERBERTS, geboren ca 1530.
Waaruit geboren:
1. |
Arie Jans BORSJE (Arie Herberts)
(zie 2368). |
4738 Huig JANS, geboren ca 1532.
Waaruit geboren:
1. |
Ariaantje
Huig (zie 2369). |
4740 Dirk de BOER, geboren ca 1532.
Waaruit geboren:
1. |
Bastiaan Dirks (zie 2370). |
4992 Sijmon
Jan TEMPELAAR, geboren voor 17 januari 1542 te Schiedam
zn. van Jan Sijmon
TEMPELAAR (zie 9984) en Anna
Peters MAES (zie 9985)
Getrouwd
ca 1566 te Someren met
4993 Margriet Goort Reijnders op de CAMP,
geboren ca 1547
Waaruit
geboren:
1. |
Herman (zie 2496). |
2. |
6448 Mr Jan DIRKSZ in CRONENBORCH,
geboren ca 1495 te Keulen, overleden voor 19 juni 1544 te Dordrecht.
Houtkoper in
Dordrecht
Jan wordt
gildebroeder van het houtkopersgilde te Dordrecht 20 september 1525 als Jan
Dircksz. in Cronenborch en 'als hebbende gildebroedersdochter'.
Steven Janszn. koopt als priester en
kanunnik van het St.Pancrascollege te Leiden een huis aldaar 27 maart 1551,
begiftigd met de St.Gregoriusprebende gesticht 1367 door heer Claes
Jacobszn.van Bleyswijck (in 1594 is Mels Janszn.van Cronenborch hiermee
begiftigd. (Heer Steven Janszn. testeert 1 januari 1586 als "geboren van
Dordrecht" o.a. op broer Melchior te Dordrecht en zuster Quirina. Hij
testeert nogmaals 21 december 1590 opnieuw ten gunste van Melchior Janszn. zijn
broer te Dordrecht, en Quirina Jansdr. wed. van Herper van Cuyl, zijn zuster.
Hij bespreekt zijn broer een rente in plaats van 300 gld die hij beloofde
bij diens huwelijk - in 1590 "meer dan dertig jaar geleden".
Getrouwd voor 1525 te Dordrecht met
6449 Willemken MAERTENSDR, geboren
ca 1497, overleden na 1544 te Dordrecht,
Waardinne in
Cronenborch
Leeft 1544 als 'waerdinne' in Cronenborch als zij haar dochter
Quirina machtigt i.v.m. renten in het land van Kleef en in de stad Keulen
dr. van Marten HEYNRICKS JANSZ (zie 12898) en Athaly
Stevensdr van BOECKELREWAERT (zie
12899).
Waaruit
geboren:
1. |
Melchior Jansz van CRONENBURCH
(zie 3224). |
2. |
Ws. een lijfrente op hem 1535: Steven Jansz. in Cronenborch. |
3. |
Maerten Janszn. Cronenborch, gildebroeder 8 november 1552, vermeld
tot eind 16de eeuw te Dordrecht, bv. 20 februari 1565 als "hem generende
met comanschap van molenstenen. |
4. |
Quirina JANS overleden na
1590, getrouwd voor 24 november 1550 met Herper van CUIJL FLORISZ,
overleden 1573
Herper van Cuyll Floriszn., verkoopt op 24 november 1550 een
tiende deel van het huis Cronenburch te Dordrecht aan Wouter Henrickszn. zn.
van Floris Herbertszn. en Maria Pietersdr. van Buyten. Herpert van Cuyll Floriszn. wordt lid van het houtkopersgilde 29
december 1557 als hebbende "een gildebroedersdochter". Uit hen een
zoon Floris Herbertszn. van Cuyl overleden 1608. |
5. |
Willemtgen koopt in 1550 een tiende deel van het huis Cronenborch
van Herper van Cuyll Florisz. (NB. in de procuratie van 1544 op Quirina
Jansdr. handelt Willemtgen Maertensdr. voor haarzelf als rechthebbend op de
helft en namens haar kinderen voor de andere helft; de transactie van een
tiende deel van het huis Cronenborch zal dus het kindsgedeelte van Herpers
vrouw betreffen – een vijfde deel van de helft) |
6456 Bernard van den BONGARD
(Bongaert), geboren ca 1500 te Bocholz, vermoedelijk geboren op kasteel de Bongard te Bocholz., waarschijnlijk overleden aan de wonden die hij bij
het springen van een kanon had opgelopen.
Ridder, heer van Nijenrode. ambtsman van Grave, ambtsman van Gelre hofmeester
van Floris van Egmond[4]
(stadhouder van Holland).
Reeds in 1530 staat hij beschreven als lid van de Utrechtse
ridderschap[5].
Zijn wapen was een rood veld met een zilveren keper[6].
Graaf Floris verkoopt hem op 3 januari 1532, ten overstaan van schepenen van
's-Hertogenbosch, een rente groot 180 keurvorster-guldens jaarlijks, gevestigd
op het land en de heerlijkheid van Kranendonk, de stad Eindhoven en de dorpen
Woensel, Budel, Maarheeze en Soerendonk.
Hij trouwde ca. 1523 met Elisabeth Turck, oudste dochter van Willem Turck,
lid van de ridderschap van Utrecht[7] en
van Josina van Nijenrode, vrouwe van Nijenrode, de hoge heerlijkheid Ter Lucht,
een ambachtsheerlijkheid bij Langeveit, een huis te Velsen, half De Lier en
Zouteveen, Pendrecht en Noordwijkerhout.
Met Josina van Nijenrode stierf in 1537 de hoofdtak van het beroemde
geslacht der Van Nijenrodes uit. Hun kasteel ligt aan de Vecht, iets ten zuiden
van het dorp Breukelen. Het is vermoedelijk rond de helft van de 13e eeuw
gebouwd. De naam betekent nye of nieuwe en rode of ontginning. De Van
Nijenrodes hebben aan veel oorlogen deelgenomen. Hun wapenspreuk luidde Cedo
nulli (Ik wijk voor niemand), zoals op de poort van het kasteel nog te lezen
staat. Het kasteel is meermalen verwoest, het laatst door de Fransen in het
jaar 1673, doch is steeds weer opgebouwd.
Josina
van Nijenrode was een rijke erfdochter en een hoofdfiguur in een drama dat zich
in februari 1504 afspeelde. Zij en haar jongere zuster Johanna, beiden nog
onmondig, werden door Willem Turck met geweld van het kasteel Nijenrode
ontvoerd en bij zijn oom, de heer van IJsselstein, ondergebracht.
Bloedverwanten hebben tevergeefs geprobeerd de bisschop en de Staten van
Utrecht bij dit misdrijf te laten ingrijpen, maar omdat Willem Turck niet onder
het rechtsgebied van de bisschop viel en geen ingezetene was van het Sticht van
Utrecht, bleven hun pogingen zonder resultaat. Daar Willem Turck en Josina in
1504 trouwden[8],
kan het geboortejaar van hun dochter Elisabeth op 1505 worden gesteld, zo niet
eerder. Zij overleed in 1577; de klokken van de Utrechtse Domtoren werden voor
haar geluid. Dit luiden geschiedde doorgaans bij het overlijden of begraven van
in Utrecht of daarbuiten wonende belangrijke personen. Op 27 augustus 1539 werd
Elisabeth door keizer Karel V, als graaf van Holland, beleend met het huis
Nijenrode, de hoge heerlijkheid Ter Lucht, de ambachtsheerlijkheid bij
Langevelt en het huis te Velsen. Drie dagen later ontving zij onder hulderschap
van haar man, van het domkapittel te Utrecht twee hoeven land in Achtersloot,
bij IJsselstein, in leen[9].
Door Reinold heer van Brederode, werd zij op 10 juli 1540 beleend met de
goederen van het Hof van Vianen, die haar van haar moeder waren aanbestorven[10].
Op 21 mei 1545 schreef Elisabeth aan Maximiliaan van Egmond, zoon van Floris
van Egmond en latere schoonvader van Willem van Oranje, dat zij hem volgens een
vroegere toezegging geld zal lenen. Zij zal het aan haar zwager
Van den Bongart vragen, die het voor haar kinderen in bewaring heeft. Zij
zou het aan niemand in de wereld liever geven dan aan graaf Maximiliaan, van
wie zij hoopt dat hij haar en haar vier kinderen altijd zal helpen om de
diensten hem door wijlen haar man bewezen[11].
In een brief van 29 juli schrijft zij van haar zwager antwoord
te hebben gekregen, waaruit bleek dat hij over zijn aandeel van het bewuste
bedrag reeds had beschikt. Hij zou graag zien dat Elisabeth haar aandeel en dat
van haar kinderen bij graaf Maximiliaan beleg. De uitvoering hiervan ondervond
vertraging, tot ongenoegen van Maximiliaan.
Op 4 augustus verontschuldigde zij zich in een brief en noemt
als oorzaak het meerderjarig worden van een dr. van van den Bongart[12].
Zijn verzoek om het geld dat hij van haar kinderen zou ontvangen te verhogen
tot 3200 goudguldens, zal zij aan haar zwager Van den Bongart overbrengen en
verzoekt hem het op de stad IJsselstein te vestigen. Daar hij de schuld die hij
aan wijlen haar man had, heeft afgelost, zal zij hem de schuldbekentenis zenden
zodra zij bij haar koffer in IJsselstein kan komen[13].
Met de schuldbekentenis is blijkbaar een fout gebeurd, want op 2 januari 1546
verontschuldigt Elisabeth zich omdat deze aan Maximiliaan ter betaling is
aangeboden. In dezelfde brief vraagt zij de rente over het geld van haar
kinderen dat zij hem heeft geleend, te verhogen tot 6%.
Ook vraagt zij hem een deel van de schuld af te lossen die hij aan wijlen
haar vader had en waarvan haar nu een deel toekomt.
Van de meerderjarig geworden dochter mag worden aangenomen dat dit Josina
betreft die dan in 1524 geboren zou zijn. Het lijkt, gezien de leeftijd van
Elisabeth, niet waarschijnlijk dat Floris eerder dan Josina geboren zou zijn,
zoals wordt aangenomen[14].
Floris zal vermoedelijk in 1526 zijn geboren.
Op 30 maart 1561 wordt door het Hof van Utrecht vonnis geveld over een
geschil dat Elisabeth had met jonkheer Jacob van Nijenrode over de twee hoeven
land in Achtersloot[15].
Een som van 2063 pond werd haar in 1562 door de Staten van Utrecht betaald
als aflossing van een lening[16].
In 1567 staat zij genoteerd als collatrice van een vicarie op het altaar van
St. Pieter in de kerk van Breukelen[17].
Elisabeth hertrouwde tussen 24
augustus en 18 september 1556[18] met
jonkheer Ghijsbert van Coevorden, zn. van Ghijsbert van Coevorden en Berta
Willemsdr. van Wijck, geboren ca. 1516 en vermoedelijk in 1561 overleden[19].
Elisabeth bezat een huis aan het St. Janskerkhof te Utrecht, waar
zij althans haar laatste levensjaren had gewoond.
Zn. van Hern
Joannes Godefridus von dem
BONGART (zie 12912) en Elisabeth
von ERCKENTIEL / von
ARGENTEL (zie 12913),
Getrouwd
(1) ca 1523 met Elisabeth Willemsdr TÖRCK, geboren
ca 1505
Erfvrouwe van Nijenrode
dr.
van Jonkheer Willem TÖRCK en Josina
van NIJENRODE.
Waaruit geboren:
1. |
Johan Jansz, geboren ca 1526, overleden 1598, dr. van Ridder Goert van Reede[20]. heer van Bongard,
behoorde tot de ca 200 edelen die op 5 april 1566 te Brussel het smeekschrift
aan de landvoogdes Margaretha van Parma aanboden. |
2. |
Floris, geboren ca 1539, overleden ca 1602. heer van Nijenrode
Codicil van Floris van den Bongard en zijn vrouw Agnes van
Aeswijn, waarbij zij het legaat ten behoeve van hun dochter Josina, bestaande
uit een jaarlijkse rente gevestigd op hun bouwhoeven te Lopik, wegens de
verkoop van deze hoeven overzetten op enkele goederen gelegen te Kortrijk,
1599. 1 stuk. De kleinzn. van Floris en Agnes, Bernard
II, sterft in 1641 kinderloos, waarna het kasteel vererft op zijn zus Anna,
maar ook zij sterft in 1678 kinderloos. Het kasteel vererft dan op hun nicht
Maria van Wijhe van Hernen. Zij was getrouwd met Gerard van Reede tot
Saesfelt. Na de dood van dit echtpaar vererfde het kasteel aan hun zoon
Gerhard Adriaan van Reede tot Saesfelt. Hij maakte mee dat zijn kasteel in
het rampjaar 1673 door de Fransen werd geruïneeerd en in brand gestoken. Ruim
een jaar later, op 10 februari 1675, verkoopt hij de resten van het kasteel
voor 40.000 gulden aan de Amsterdamse koopman Johan I Ortt, Getrouwd ca 1565 met Agnes van AESWIJN,
overleden ca 1608, dr. van Reiner van AESWIJN en Josina van BROECKHUIJSEN. |
3. |
Josina, geboren op zaterdag 10 november 1543, overleden 1597, Op 3 juni 1596 door de Dom te Utrecht overluid. Zij trouwde in
1560 met jonkheer Philips van Spangen, zn. van Cornelis van der Spangen en
Maria van Lier genaamd Immerzeel[24].
Hij overleed kort voor 21 juli 1575 toen zijn onmondige zoon Johan hem in het
leen van de hofstede Van der Spangen opvolgde[25].
Josina bezat als leen
van Nijenrode 21 morgen en 1/2 hont land in het gerecht van Niemandsvriend in
het ambacht van Sliedrecht, met het vierendeel van het schoutambt[28]. |
4. |
|
Waaruit
geboren:
6. |
Op 26 maart 1573 stelde Goert zich borg voor Adriaen Roeloffsz.,
vermoedelijk een zwager van hem[31]. Goert en zijn vrouw,
met haar broer Dirck de Leeuw, erkenden op 17 oktober 1573 een schuldbrief van 17
november 1550, groot 150 gulden, ten laste van hun vader en schoonvader
Roeloff de Leeuw[32]. Op 10 mei 1574 stelde Jan van den Bongaert voor zijn broer Goert en diens
vrouw, als onderpand voor een schuldbekentenis groot 200 gulden zijn
huis aan de oostzijde van de Oudegracht bij de St. Jacobsbrug[33]. |
Buitenechtelijke
relatie (2) ca 1526 met
6457
Luijtgaert Aernts van WULVEN[34],
geboren ca 1500, overleden tussen 15
december 1554 en 19 april 1555[35]
Leenopvolging voor een halve hoeve in Lakerveld
18 augustus 1546 Lutgard van Wulven bij overdracht door Arnout van Wulven,
haar vader,
15 december 1554 Lijftocht
van Jan van den Bongaard, bastaard, gemaakt door Pieter Simonsz. voor Lutgard,
dr. van Arnout van Wulven, "zijn vrouw" (zal vermoedelijk moeten
zijn: "zijn moeder", d.w.z. Jan's moeder, of ze is de vrouw van
Pieter Simonsz), op de helft.
19 april 1555 Geerlof van Wulven Arnoutsz. bij
dode van Lutgard, zijn zuster,
15 juni 1555 Jan van den Bongaard bij overdracht door Geerlof van Wulven.
Dr.
van Arnoud (Aernt)
van WULVEN (zie 12914) en Geertruid
Jans van den HEUVEL (zie 12915).
Waaruit geboren:
5. |
Jan Bernards (bastaard) van den
BONGAERT (zie 3228). |
6458 Cornelis Adriaensz van
LICHTENBERCH (Brouwer), geboren ca 1505[36], gezien zijn alias wellicht
brouwer, woonde te Breukelen 1571, leenman van Nijenrode 24 mei 1578.
Waaruit geboren:
1. |
Cunera
Cornelisdr (zie 3229). |
6496 Joris DAMASZ (den Ouden) [37].,
overleden 1571-74.
boer in de 9e Hoeve,
waarsman, laagheemraad, schout, heemraad etc, geboren ca 1540, overleden
1571-74 te Oost-IJsselmonde, boer in
de 9e hoeve te Oost-IJsselmonde, waarsman van het lage bestuur (1562-1569),
laagheemraad (1562-1569), schout (1569-1571) van de polder Oost-IJsselmonde,
heemraad (1562/1569), schout (1569-1571) van het ambacht Oost-IJsselmonde
Blijkens
het kohier der 10e penning over Oost-IJsselmonde van 1552 had Joris Damasz.
aldaar 8 mergen in eigendom en 7 mergen in huur. Onder de huizen staat vermeld:
half huys de anderhelft bruijct hij met dat lant van meester Huijch van Eijnden
tot Delft.
In een akte van 1 mei 1555 bezwaarde Joris Damasz. den ouden 4m. vrij land
in het Oostambacht van IJsselmonde met een rente van 9 car. gld. per jaar. Deze
brief werd mettertijd afgelost door (zijn zoon) Jan Joorisz. Volgens het kohier
der 10e penning over Oost-IJsselmonde (het Oostambacht van IJsselmonde) uit
1557 gebruikten (zoals hiervoor al ter sprake is gebracht) Joris Dammasz. en
Gerrit Damasz. zijn broeders kinderen gezamenlijk 15 m. hont in de 6e hoeve
aldaar. In de 9e hoeve had hij 8 m. in eigendom en nog eens 7 m. in huur.
Op 22 december 1558 bezwaarde Joris Damasz. (in de marge van de akte den
ouden genoemd) 8% m. lands met een huis, (hooi)berg en schuur in het
Oostambacht met een jaarlijkse losrente van 6 Car. gld. Op 26 juni 1593 werd
ook deze brief gelost door Jan Joorisz.
Joris Damasz. den ouden bezwaarde bij een ongedateerde akte uit het jaar
1561 een perceel land van 8!4m. in de 9e hoeve van het Oostambacht, alwaar hij
op woonde, met een jaarlijkse rente van 12 car. gld. ten behoeve van Adriaen
Fijck van Hoove Dircksz. Te Rotterdam, waarbij Henrick Andriesz. zich als zijn
borg stelde.29 In de erop volgende akte transporteerde Joris aan genoemde van
Hoove 2 m. 1% hont in de 5e hoeve van het Oostambacht. Als zekerheid voor dit
transport stelde Joris 2 m. vrij land in het Oostambacht en het huis waar hij
woonde in de 9e hoeve.
Blijkens het kohier der 10e penning over Oost-IJsselmonde uit het jaar 1562
bezat Joris Damasz. toen 8% m. in de 9e hoeve, terwijl hij ook huurder was van
ruim 30 m. verspreid over de 5e, 6e, 8e en 9e hoeve van het Oostambacht. In de
8e hoeve stond op zijn huurlanden een huis, terwijl op een perceel huurland in
de 9e hoeve sprake was van een daarop staand 'aanpart' van een huis.
In een van deze huizen zal hij echter niet gewoond hebben, want uit
voorgaande akten blijkt dat zijn woonstee op zijn eigen 8Hm. in de 9e hoeve was
gesitueerd. Dit blijkt ook nog uit een akte van 20 maart 1563 toen heemraad
Joris Damasz. verklaarde 5 m. in de 9e hoeve van het Oostambacht, was hij “nu
tertijt op woont”, verkocht te hebben aan meester Huijch van Eijnden te Delft.
In de akte werd de zinsnede “mit eenen huijs, barge, boogaert, teelinge”
doorgehaald, zodat hij in de deze hoeve nog 3!4m. met de boerderij in eigendom
hield.
Opmerkelijk was dan wel dat hij op 1 april dat jaar, dus nog geen twee weken
later, de volledige 8% m. belastte met een jaarlijkse losrente van 6 Car. gld.
ten behoeve van Cleijsken Claesdr. te Dordrecht. Deze rentebrief werd op 25
juni 1593 afgelost door (zijn zoon) Jan Joorisz.
Dit laatste stuk eigen grond ter grootte van 3% m. verkocht Joris Damasz.,
dan inmiddels opgeklommen tot schout van het Oostambacht van IJsselmonde, op 2
1 juli 157 1 aan Zaesboudt Bueckelsz.,
burgemeester van Delft[38].
In 1574 moet Joris Dammasz. niet meer in leven zijn geweest, want dan komt
in het kohier der 3e penning over Oost-IJsselmonde (zijn zoon) Jan Jorisz. als
landhuurder voor.
Zn. van Damas
GERRITS (zie 12992) en Marike
NN (zie 12993).
Waaruit geboren:
1. |
|
2. |
Geen JORISZ[40]. Bij akte gedateerd 8 februari 1564 verklaarde Geen Joriss. aan
Pieter Willemss. een jaarlijkse rente van 18 car. gld. schuldig te wezen,
hetwelk hij verzekerde op 1 m. in een Hoeve van 15 m. genaamd die
Waeterkerinck (= de le Hoeve) met een huis, berge etc., dat hij op 18 mei
1563 door ene Claes Comeliss. kreeg getransporteerd en waar hij toen op
woonde. 35 Op 3 februari 1568 stelde Joris Damasz. te IJsselmonde zich borg
voor zijn zoon Geen Jorisz. Omstreeks de jaren 1572-75 had Gheen Joriss. te Oost-IJsselmonde
in totaal 17% m. land in huur van enkele Spaans gezinde landeigenaren.
Opmerkelijk is evenwel dat er in 1574 in Adriaen Pieters Ambacht -later
Sandelingenambacht genoemd- sprake is van een perceel van 4 m. 15 roeden dat
Robbrecht Gerritss. (later schout van Sandelingenambacht en Hendrik Ido
Ambacht, zn. van Gerrit Robben, schout van Hendrik Ido Ambacht), als “naesaet
van Gheen Joriss.”, van de Spaansgezinde Mr. Dierck van Bekesteyn in pacht
hield. Hier moet echter verwarring hebben plaats gevonden met de te Oost-
IJsselmonde gesitueerde landpachter Geen Jorisz., die in dezelfde
administratie van Spaans gezinde landeigenaren voorkomt, want blijkens het
uit 1562 daterende kohier der 10e penning over Sandelingenambacht was ene
Gheen Cornelisz. toen huurder van dit stuk land. Blijkens het kohier der 3e
penning over Oost- IJsselmonde van het jaar 1574 gebruikte Geen Jorisz. toen
12 m. 5 hont in de le Hoeve (“de Waterkerinck”) en 12% m. in de 2e Hoeve
aldaar. Dit alles was huurland. Uit de jaren 1577 en 1579 dateren kohieren
der 100e penning over Oost-IJsselmonde en hieruit blijkt dat Geen toen in de
1 e Hoeve 13 m. gebruikte, in de 2e Hoeve 12% m. en in de 5e Hoeve tezamen
met ene Jan Heinricxsz. 4 m. Nu ook weer alles huurland. Blijkens de
criminele tafele van de hoge vierschaar van Zuid-Holland werd Geen Jorisz. te
IJsselmonde op 30 juli 1577 beboet als dader in een zaak met Lenert Joesten. Op 23 december 1584 was Gheen Jorisz. tot IJsselmonde met Wouter
Adriaens van Alblasserdam en Ghrietgen Gheeritsdr. (= de vrouw van Huyg(o)
Pietersz. (van) Cranendonck alias Boetser) tet,Ridderkerk getuige bij de doop
van een kind van Comelis - Pietersz. Cranendonck alias Bootser (broer van
Huyg en halfbroer van Pieter) en Agatha Crijnen.44 In 1597 werd er te
Oost-IJsselmonde een kohier opgemaakt van alle huizen en getimmerten en
daarin werd Geen Jorisz. -zijn beroep staat niet genoteerd, dit in
tegenstelling tot dat van de meeste andere genoemde personen aangeslagen voor
45 pond, waaruit blijkt dat hij tot de meer welgestelde inwoners behoorde. Op 13 mei 1603 transporteerde Geen Jooriss., onse mede inwoonende
buyrman te Oost-IJsselmonde aan Jacob Adriaenss. 2 hont land in de le Hoeve
aldaar39 en bij akte van 20 februari 1610 deed hij wederom land in deze Hoeve
van de hand en wel 1 m., met belendingen “volgens d”oude eygenbrieven hier
annecx hangende”, aan Sebastiaen Pieterss. Bijll[41]. |
6656 Jan Claesz? van ALPHEN, geboren
ca 1470.
Waaruit geboren:
1. |
Claes Jansz (zie 3328). |
6688 Willem LEVENLANCK, geboren ca
1475 te Zevenhuizen.
De oorsprong van het geslacht Levenlanck (Leeflang) moet gezocht
worden in het Zuidhollandse dorp Zevenhuizen. Het is in deze plaats dat de
stamvader is gevonden, degene die voor het eerst de geslachtsnaam voerde, en
wel als Levenlanck.
In 1561 werd hij als Michiel Willems Levenlanck vermeld als
bezitter van land dat gedeeltelijk was verdolven. Hieruit kan worden opgemaakt
dat hij behalve landbouwer tevens vervener was. Ook vele van zijn talrijke
afstammelingen vonden hun broodwinning in de landbouw en vooral in de
turfnering die in het centrum van Zuid-Holland van de zestiende tot in de
achttiende eeuw een grote vlucht had genomen. Tot grote welstand is men echter
door de turfstekerij niet gekomen.
Michiels nageslacht wordt later ook gevonden in omliggende
plaatsen, zoals Hillegersberg, Berkel, Nieuwerkerk a/d IJssel en Rotterdam. De
naam Levenlanck werd al spoedig Levelangh en in de latere tijd Leeflang. Om een
genealogie samen te stellen tot aan de huidige generatie zou, gezien de omvang
van dit geslacht, een zware taak zijn, zodat men hieraan misschien wel een
"levenlang" werk zou hebben. Uit dit artikel blijkt, dat Leeflang een
veel voorkomende achternaam was in Zevenhuizen.
Het is daarom des te opmerkelijker, dat de naam in Zevenhuizen
niet meer voorkomt. Als men de verschillende kwartierstaten die in (Ons
Voorgeslacht) en ook in de kwartierstatenboeken van (Prometheus) zijn
gepubliceerd bekijkt, blijken velen via vrouwelijke lijn van deze familie af te
stammen.
Ook in de kwartierstaten van de beide samenstellers J.Heemskerk
en W.Paul komt het geslacht Leeflang meer dan een keer voor. Door de tweede
samensteller werd reeds enige jaren geleden een eerste begin van genealogie
opgesteld. De eerstgenoemde heeft dit overgenomen, waarna door hem, na veel
archiefonderzoek, de onderstaande genealogie werd samengesteld. Een deel van
het nageslacht is Remonstrant geworden. Het opstellen van dit deel van de
genealogie was alleen mogelijk door alle transportregisters uit het rechterlijk
archief van Zevenhuizen door te werken, omdat het Remonstrantse doopboek
indertijd onvolledig is bijgehouden en hiaten van enige jaren vertoont. Vooral
van deze Remonstrantse takken vonde huwelijken in de eigen, besloten en kleine
kring plaats, waardoor ingewikkelde verwantschappen ontstonden. Als voorbeeld
moge Arij Willems Levelangh dienen. Zijn eerste vrouw was de weduwe van een
Leeflang en zijn tweede vrouw heette zelf Leeflang. Door dit laatste was zijn
tweede schoonvader een Leeflang, terwijl zijn eerste schoonmoeder ook Leeflang
heette. In de zeventiende en de achtiende eeuw was er ook een familie Leeflang
gevestigd in Vreelanden Kortenhoef. Op grond van gelijkluidende voornamen was
aansluiting op het Zevenhuizense geslacht te verwachten, doch deze is niet
gevonden. Dit onderzoek werd gedaan door P. Flippo en H.M. Kuypers te Meppel.
Waaruit geboren:
1. |
Michiel Willemsz
(zie 3344). |
6720 Pieter Jansz HILMAN, geboren
ca 1497, getrouwd.
Waaruit geboren:
1. |
Huijbrecht
Pietersz (zie 3360). |
6774 Dirck Claesz VERCADE, geboren
ca 1489.
Getrouwd
met
6775 Neeltgen CLAESDR, geboren ca
1491.
Waaruit geboren:
1. |
Maritgen
DIRXCKSDR (VERCADE) (zie 3387). |
6776 Pieter Ariensz van der DUIJN
(Verduijn), geboren ca 1460, overleden voor 8 oktober 1539.
Schout van Zevenhuizen (1519-1532)
Karel de Grote Reeks 133 van Voskuilen (1) gen 26
Genoemd
een kopie van een koopbrief d.d. 8 oktober 1539, waaronder vermeld een stuk
land in het ambacht Zevenhuizen 'gecomen weleer van Pieter Adriaensz. die oude
scout'[42].
Pieter
werd in 1516 vermeld met zijn oudste broer Jacob[43] en
in 1526 borg voor Arien Willem Sciltman te Moordrecht en Beatrus, Willem
Sciltmans weduwe[44].
Hij wordt in 1529 vermeld met zijn broer Willem[45]
In 1536 nog vermeld in een belending van land te Zevenhuizen.
Zn.
van Adryaen
Pietersz van der DUIJN (zie 13552) en Nn (zie
13553).
Waaruit geboren:
1. |
Jacob Pietersz
(Verduyn) (zie 3388). |
2. |
Thonis Pietersz, geboren ca 1500.
|
6998 Jan
Getrouwd
met
6999
Maritgen OCKERS?, geboren ca 1510.
Waaruit geboren:
1. |
Theuntgen
JANSDR (zie 3499). |
2. |
|
3. |
|
4. |
7014 Ganger Jansz BACKER, overleden
voor 1578[47].
Waaruit geboren:
1. |
Appollonia
Gangertsdr (zie 3507). |
7296 Jan SLOOF, geboren ca 1512.
Waaruit geboren:
1. |
Jan Jansz (zie 3648). |
7332 Nijs VERNEL, geboren ca 1520.
Waaruit geboren:
1. |
Sebastiaen
Nijsz (zie 3666). |
7376 Leendert COMAN, geboren ca 1529.
Waaruit geboren:
1. |
Jan Leendertsz
(zie 3688). |
7378 Huijbrecht de WERCKER, geboren
ca 1530.
Waaruit geboren:
1. |
Hijltje
Huijbrechtsdr (zie 3689). |
7380 Jan WAEGEMAECKER.
Waaruit geboren:
1. |
Pieter Jansz (zie 3690). |
7382 Pieter Cornelis VERMAET,
geboren ca 1538, overleden op zaterdag 24 maart 1601 te Poortugaal
Dijkgraaf
zn.
van Cornelis PHILIPSZ (zie
14764) en Catrijn
Jansdr CONING (zie 14765)
Getrouwd
ca 1569 te Poortugaal? met
7383 Maritge CORNELISDR, geboren ca
1542, overleden 3-1601-07, dr. van Cornelis
WILLEMSZ (van DRIEL) (de jonge) (zie 14766) en Maertje
PIETERSDR (zie 14767),
Waaruit
geboren:
1. |
Grietje Pietersdr
(zie 3691). |
2. |
Cornelis
Pietersz, geboren
1574, overleden op maandag 19 april 1649 te Poortugaal baljuw, schout en
dijkgraaf van Albrandswaard getrouwd
ca 1601 met Ariaentje Aertsdr van DRIEL, geboren ca 1577, begraven oktober
1652 te Poortugaal, dr. van Aert Hendricksz
van DRIEL
(zie 7390) en Geertruid (Geertke) ADRIAENS
(Ariens)
(zie 7391). |
Getrouwd
(2) met Arien SEVERTSZ, overleden voor 1607.
Waaruit
geboren:
7384 Wouter ANTHONISZ, geboren ca
1520
Landbouwer Oost IJsselmonde, laagheemraad,
landhuurder in de 10e hoeve te Oost-IJsselmonde, landeigenaar te Bolnes in de
Nieuw-Reyerwaard, Oost-Barendrecht en Sandelingen Ambacht, laag heemraad van de
polder Oost-IJsselmonde (1552-1559, 1561, 1563), heemraad en schepen van
Oost-IJsselmonde (1552-1559, 1561-1563),
zn. van Anthonis
WOUTERSZ
(zie 14768).
Waaruit geboren:
1. |
Pieter Wouter Pietersz OOSTDORP (zie 3692). |
7386 Cornelis CORNELISZ, geboren ca
1530,
Getrouwd met
7387 Beatrix PIETERSDR, geboren ca
1532.
Waaruit geboren:
1. |
Aefgen (Aafje) CORNELISDR (zie 3693). |
7388 Jacob van OUDERKERCK, geboren
ca 1545, zn. van Willem ADRIAENSZ? (zie 14776) en Geertje
HUIGENDR
(zie 14777)
Getrouwd ca
1559 met
7389 Hillegont WILLEMSDR, geboren
ca 1547, dr. van Willem ADRIAENSZ (zie 14778) en Geertge Huygensdr
BESEMER
(zie 14779).
Waaruit geboren:
1. |
Huijgh JACOBSZ (van der Laan) (zie 3694). |
2. |
7390 Aert Hendricksz van DRIEL,
geboren ca 1520 te Poortugaal, overleden op vrijdag 12 juli 1596 te Poortugaal,
begraven te Poortugaal.
Dijkgraaf, schout en schepen van Poortugaal
(1571-1596), boer, heemraad van de Albrands,
Zerk
in de kerk van Poortugaal:
"HIER LEIT BEGRAVEN AERT HENRICXZ. VAN DRIEL - IN SIJN LEVEN DIJKGRAEF
EN SCHOUT VAN POORTEGAEL ONTTRENT 44 JAAREN. HIJ STERF DEN XII JULI
Ao.1596".
Twee wapens, verbonden door een liefdeskoord (gedeeltelijk uitgehakt): 1:
dubbele adelaar, II (in ruit): een omgewende klimmende vos. Volgens een nog in
1917 aanwezig rouwbord in de kerk van Poortugaal voerde dit geslacht van Driel
als wapen een rode dubbelkoppige adelaar in goud. Aert Hendriksz gebruikte zelf
de naam van Driel niet, de meeste kinderen echter wel, op de zerk werd hij
later toegevoegd.
Zn. van Hendrick
AERTSZ
(zie 14780) en Lijsbeth PIETERS (zie 14781),
Getrouwd ca
1558 met
7391 Geertruid (Geertke)
ADRIAENS[48] (Ariens), geboren ca 1564,
overleden op vrijdag 25 december 1598 te Poortugaal.
Zerk
in de Kerk van Poortugaal:
"HIER LEIJT BEGRAVEN GEERTKE ARIENS DE HUISVROU VAN AERT HENRICKS SIJ
STERF DEN XXV DECEMBER Ao. 1598".
Vrouwenwapen: een omgewende klimmende vos. Zij is vermeld als dr. van
Adriaen Beyensz.
De vos is het wapen van de Doen Beijensz. (lange tijd ten onrechte van Driel
genoemd)[49]. Foto's van de
zerk in "Drie geslachten van Driel", p319.
dr. van Adriaen BEIJENSZ (zie 14782) en Neeltje
LEENDERTS
(zie 14783).
Waaruit geboren:
1. |
Maertje Aertsdr (zie 3695). |
2. |
Lijsbeth
Aerts,
geboren ca 1565 te Poortugaal, getrouwd voor de kerk op donderdag 19 juni
1586 te Poortugaal met Cornelis Claes KETTING,
geboren te Poortugaal. J.M. wonende Poortugaal (1586)
Geerlof
Claasz. Groenendijk, Claas Claasz. Groenendijk, Jacob Janz. de Geus, getr.
met Lijsbeth Claasse en Willem Dirksz. Goedbier
getr. met Geertje Claasse, alle kinderen van Claas Cornelisz. Groenendijk
zaliger en erfgenamen voor 1/3 part in de nalatenschap van Lijsbeth
Aarts van Driel, laatst we.d van Cornelis Claasz. hun grootvader zaliger,
eisers contra Leendert Jansz. Roobol, wdnr. van Ariaantje Cornelisse
voor zich zelf en vanwege zijn kinderen, mitsgaders Bastiaantje Cornelisse,
wed. van Pieter Jacobsz. Landmeter, gedaagden. Zn. van Claes Cornelisz KETTING en Haesken
Lambrechtsdr VERSTOEP. |
3. |
Neeltje Aartsdr (zie 3817). |
4. |
Ariaentje
Aertsdr,
geboren ca 1577, begraven oktober 1652 te Poortugaal, getrouwd ca 1601 met Cornelis
Pietersz VERMAET, baljuw, schout en dijkgraaf van Albrandswaard, geboren
1574, overleden op maandag 19 april 1649 te Poortugaal, zn. van Pieter
Cornelis VERMAET
(zie 7382) en Maritge CORNELISDR (zie 7383). |
5. |
|
6. |
7408 Jillis den OTTER, geboren ca
1532.
Waaruit geboren:
1. |
Cornelis Jillisz
(zie 3704). |
7448 Laurens ROEST, geboren ca
1511.
Waaruit geboren:
1. |
Jacob (zie 3724). |
7450 Gerrit, geboren ca 1515.
Waaruit geboren:
1. |
Lijsbeth
GERRITSDR (zie 3725). |
7506 Jan CORNELISZ, geboren ca 1510
te Poortugaal
schepen van
Albrandswaard
zn.
van Cornelis DOENSZ (zie
15012) en Baertje
JANSDR (zie 15013).
Waaruit geboren:
1. |
Anna JANSDR (zie 3753). |
2. |
Neeltje JANS (zie 7535). |
3. |
Aelbrecht Jans VEERMAN, geboren ca 1586, getrouwd ca 1600 met Aechten LENAERTSDR, geboren ca 1588. |
4. |
|
5. |
|
6. |
7508 Kommer BEIJENSZ, geboren ca
1515 te Poortugaal, overleden ca 1565, zn. van Beije DOENSZ (zie 15016) en Maritge
CLAESDR (zie 15017)
Getrouwd
met
7509 Maritgen,
geboren ca 1518.
Waaruit geboren:
1. |
Cornelis Commersz
KOUWENHOVEN (zie 3754). |
7528 Rochus Jacobsz LEMS, geboren
ca 1537 te Hoogvliet, zn. van Jacob
LEMSZ (zie 15056)
Getrouwd
ca 1573 met
7529 Fijchge PIETERS, geboren ca.
1541 te Hoogvliet.
Waaruit geboren:
1. |
Willem Rochusz
VISSER ALIAS LEMS (zie 3766). |
2. |
Eldert Rochusz, schepen en schout van Hoogvliet (1610-1630), geboren ca
1577 te Poortugaal, overleden in of
voor 1656, getrouwd voor de kerk op woensdag 6 augustus 1603 te
Poortugaal met Lijsbeth CORNELIS, possetricr
memorieland Poortugaal (1659). |
3. |
Eldert ROCUSSEN (LEMS) (zie
3764). |
4. |
|
5. |
|
6. |
|
7. |
|
8. |
7532 = 7528 Rochus Jacobsz LEMS.
7533 = 7529 Fijchge PIETERS.
7534 Cornelis Cornelisz VOOGT (de Oude),
geboren 1530-1535 te Poortugaal, overleden voor 17 juni 1600 te Poortugaal, zn.
van Cornelis Willems VOOCHT
(zie 15068) en Lijnke
PIETERS (zie 15069)
Getrouwd
voor de kerk (2) op vrijdag 12 juni 1592 te Poortugaal met Catalina
FRANSEN.
Getrouwd
voor de kerk (1) ca 1569 met
7535 Neeltje JANS, geboren ca 1549
te Poortugaal, overleden voor april 1592, dr. van Jan
CORNELISZ (zie 7506).
Waaruit geboren:
1. |
Leentje Cornelisse VOOGT/VOOCHTE
(zie 3767). |
2. |
Cornelis Cornelisz (de Jonge), geboren ca 1574, overleden voor 08-1605,
getrouwd met Aaltje LAMBRECHTSDR. |
7544 Pieter Pietersz CRANENDONCK
(den Boetser)
Geboren
ca 1530 te Oost-IJsselmonde, overleden te IJsselmonde, boer aan de Hordijk onder IJsselmonde, heemraad (1561-71), schout (1575-1601)
van Oost-IJsselmonde, laagheemraad (1578-1600) van Dirk Smeetsland en Mr.
Arends van der Woudensland, dijkgraaf (1588) van IJsselmonde, hoogheemraad
(1589-1601) van West-IJsselmonde, zn. van Pieter
Willem GERRITSZ (zie 7732) en Nn PIETERS (zie 15089),
Getrouwd
voor de kerk voor 1565 met
7545 Adriaantje GERRITSDR, geboren
ca 1540, overleden 1608-1609, begraven te IJsselmonde, dr. van Gerrit DAMASZ (zie 15090).
Waaruit geboren:
1. |
Bastiaan Pietersz
(zie 3772). |
7546 Adriaen Jacobs HORDIJCK
(Vermeulen), bouwman en heemraad te Oost-Barendrecht, geboren ca 1540 te
Barendrecht, overleden ca 1598 te Oost-Barendrecht., zn. van Jacob Adriaen Gerritse HORDIJCK
(zie 15092)
Getrouwd
met
7547 Margaretha (Grietten)
JAPHETSDR, geboren ca 1544 te Barendrecht, overleden ca 1620, dr. van Jaephet
ANDRIES (zie 15094) en Sebastiaentgen CORNELISDR (zie 15095).
Waaruit geboren:
1. |
Inge HORDIJK, geboren ca 1572, getrouwd ca 1603 te Barendrecht met Neeltje MAARTENS, geboren ca 1574. |
2. |
Maertge
Adriaensdr (zie 3773). |
3. |
Jacob HORDIJK, geboren
1596, getrouwd
met Geertje Joostens van DRIEL |
4. |
Weijntgen HORDIJK, overleden 22 maart 1656 in 's-Gravendeel, begraven in 's-Gravendeel, herbergierster,
getrouwd met Coenraad Pieters in ‘t
VELT |
5. |
Japhet
HORDIJK |
6. |
Aechtien
HORDIJK, getrouwd met Cornelis JACOPSZ |
7. |
Adriaentge
HORDIJK, getrouwd met Fop Daniëls van DRIEL |
8. |
Lijntge
HORDIJK, getrouwd
met Jacob MAERTENSZ |
9. |
Grietge
HORDIJK, getrouwd met Jacob Jansz HEIJENSZ |
7548 Wouter Hendriksz VERDUIJN
Bouwman en schepen
van Charlois (1583-1589),
geboren ca 1550 te Charlois, overleden op donderdag 9 juli 1626 te Charlois,
begraven op zaterdag 11 juli 1626 te Charlois.
Wouter was een bewoner van een hofstede en bezitter van landerijen
in Charlois met een geschatte waarde van 10.000 gulden. Hij was pachter van de
tienden van Charlois sinds 1573. Op 11 juli 1626 liet hij in Rotterdam zijn
testament opmaken, waarna hij dezelfde dag nog overleed. Hij werd begraven in
de kerk van Charlois in het "Hoogcoer" naast zijn vrouw onder een
zerk met het familiewapen.
Voor Schout en Schepenen van Rotterdam compareerden:
Eeuwout, Dirck, Willem ende Cornelis Wouters soonen Verduyn, Jaephet Cornelis
als man ende voocht van Jonge Maertgen Wouters, Pieter Jansz de Raet als man
ende voocht van Lijsbet Wouters, Adriaen Lenerts Smitshouck als man ende voocht
van Lea Wouters allen kinderen en erfgenamen van Wouter Heyndrickx Verduyn ende
Lijntge Eeuwouts sijn tweede huysvrouw beyde salige
gedachte[50].
Huybert Jansz Ruyter als getrout hebbende oude Maertge Wouters, Dammis
Pieters als getrout hebbende Maertge Hevndrickx voor hem selve ende noch als
procuratie hebbende van Crijn Heyndrickx sijn huysvrouws broeder gepasseert
voor Bastiaen Pieters ende Adriaen Lenertsz Pors schepenen van Charlois voors.
In dato den vijftiende October XVIc ses en twintich ons Schout ende
Schepenen voorn. vertoont ende gebleken, ende in desen vervangend Ysaack
Heyndrickx siin huvsvrouws broeder ende noch als actie ende transaoort hebbende
van Abraham Heyndrickx mede sijn huysvrouws broeder. Alle-kinderen van
Heyndrick Woutersz Verduyn. Ende Joost Pieters als man of voocht van Neeltyen
Willems naegelaten dogter van Nelletge Wouters dye een voorkindt was van die
voornoemde Wouter Heyndrickx Verduyn en geteelt bij Maertge Cornelis siin
eerste Huysvrouw, beneffens den voorn. -Oude Maertge ende Heyndrick Woutersz
kinderen ende oversulx mede erfgenamen van den voorn. Wouter Heyndrickx
Verduyn. Ende bekende den boedel bij den voorn. Wouter Heyndrickx ende Lijntge
Eeuwouts geschift ende gescheyden te hebben op conditie ende voege ende
manieren hier naervolgende, te weten. . etc. etc.
Grafsteen Wouter Hendriksz Verduijn
Het wapen Verduyn: 2 boven elkaar geplaatste snoeken
van zilver, op een blauw veld. Helmteken: een vlucht met uitkomende snoek.
Dit wapen komt voor op een gedenksteen in de kerktoren
van Charlois[51],
en op de grafzerk van Wouter Hendricks Verduyn en echtgenote[52]
Zn.
van Heijndrick
Woutersz VERDUIJN (zie 15096).
Getrouwd
voor de kerk (1) ca 1573 met Maertge Cornelisdr
VARKENOORD, geboren ca. 1552
De oude kerk van Charlois
Het ontstaan van het dorp Charlois , tegenwoordig een stadswijk van
Rotterdam, en haar kerk voert ons in de geschiedenis terug tot het begin van de
15e eeuw.
De eerste kerk van Charlois werd gebouwd tussen 1461 en 1467.
De kerk is genoemd naar de heilige St. Clemens.
In 1660 is er een nieuwe toren aan de kerk gebouwd of is de oude toren
herbouwd. Dit weten wij dankzij een opschrift in de toren:
"Doe men 1660 heeft geschreven en geseydt heeft Francois van Diest de
eerste steen geleyd"
Boven de hiervoor aangehaalde opschrift op de toren (boven de toreningang)
ziet men nog een aantal gebeeldhouwde wapens van Schout en Schepenen, die het
besluit tot de bouw hebben genomen.
Het gaat hier om: Edmond van Diest, schout; de schepenen Leendert Ariensz.
Pors, Dirck Crijnen Huijser, Eeuwout Aertsz. Verschoor, Pieter Ariensz.
Coninck, Cornelis Woutersz. Verduijn, Staes Dircksz. van Jaersvelt, Leendert
Gijsbertsz. Schilperoort en de secretaris Dirk Cornelisz. van de Spuij.
Wapens in de toren
die voorkomen in onze genealogiën
Tijdens verbouwingswerkzaamheden in 1961 zijn van onder de vloer van de kerk
enkele grafstenen naar boven gekomen w.o. de grafzerk van Wouter Hendricksz.
Verduijn en zijn vrouw Lijntgen Eeuwoutsdr. Verschoor.
De tekst op de grafzerk luidt:
"Hier leyt begraven / Wouter Hendricks/ Verduijn sterff den/XI Julyus
anno 1626"
Ook de vrouw van Wouter Hendricksz. Verduijn, Lijntgen Eeuwoutsdr.
Verschoor, lag onder dezelfde zerk begraven:
"Hier leyt begraven Lin. Ewots, huijsvrouw
van Wouter Hendricks sterff den X December anno 1624"
In de kerk was ook aanwezig (nu in het historisch museum te
Rotterdam) een rouwkas van Cornelis Westduel, (1708-1741) ambachtsheer van
Charlois (1731-1741)
Op deze rouwkas waren aanwezig de wapens van zijn kwartieren t.w.:
Westduel: op goud een zwarte hooivork met de tanden naar boven.
Verschoor: (zijn moeder) op goud een zwart molenrad.
van Diest: op zilver drie rechterschuin balken van blauw.
Couwenhoven: op goud een rode burcht met zilveren deuren. (wapen
van zijn grootmoeder vaderszijde) de Roij: op zilver 2 toegewende leeuwen van
rood boven een schuldvoet van blauw (grootmoeder van moederszijde)
Waaruit
geboren:
1. |
|
2. |
|
3. |
Getrouwd
voor de kerk (2) ca 1579 te Charlois.
7549
Lijntgen Eeuwouts VERSCHOOR
geboren
ca 1550 te Charlois, begraven op dinsdag 10 december 1624 te Charlois, dr. van Eeuwout Dircks VERSCHOOR (zie
3864) en Hadewij
AERTSDR (zie 3865).
Waaruit geboren:
4. |
|
Ewout Woutersz, geboren ca 1580 te Charlois, overleden ca 1649 te
Charlois Schepen van
's-Gravenambacht, Pernis, Deijffelshoek, Madroel en Roozant getrouwd
met Neeltje ADRIAENSDR, overleden ca. 1629, dr. van
Adriaen ZEGERSZ, dijkgraeff van d'Eijffelsbroek, en
Neeltje CORNELISDR. |
5. |
|
Clement
Woutersz, geboren ca 1582 te Chjarlois overleden voor 6
juli 126 te Charlois |
6. |
|
Lijsbeth Wouters, geboren ca 1590 te Charlois, getrouwd met Pieter Jansz de RAEDT. |
7. |
|
Willem Woutersz
(zie 3774). |
8. |
|
Cornelis Woutersz, landbouwer, geboren ca 1597 te
Charlois, begraven op zaterdag 7 januari 1673 te Charlois. Woont Charlois in de Oosthoek, testeert met zijn 2e vrouw Rotterdam
9 juni 1648, lidmaat met zijn vrouw rond 1668, kerkmeester 1629-1633, schepen
van Charlois tussen 1629 en 1667, heemraad van Carnemelcxlant. Erft de
hofstede te Charlois; komt voor in acten als schepen van Charlois. Op
"reeckeningen" van 't School en Predikantshuis, gedateerd 1665,
vindt men zijn handtekening[53]. Getrouwd
voor de kerk (1) op zaterdag 19 november 1639 te Rotterdam (ng) met Geertruyt Gerrits CRANENDONCK, geboren ca 1600,
overleden 1639 Getrouwd
voor de kerk (2) op dinsdag 29 november 1639 te Rotterdam (ng), huwelijkse voorwaarden Rotterdam 19
november 1639 met Grietgen Ariensdr SPARREBOOM,
geboren ca 1605, overleden na 1675. |
9. |
|
|
10. |
|
|
|
|
Wapen Verduijn
Het
wapen van Verduijn toont twee vissen (snoeken) op een veld van lazuur en kan op
visrechten wijzen.
Een overlevering wil, dat er in lang vervlogen tijden onder de familie Verduijn
een rijke vader was met vier zonen, welke hun inkomsten haalden uit de
visserij. Zou dat misschien de achtergrond kunnen zijn waartegen we Hendrick Woutersz. Verduijn moeten zien, van wie geen grondbezit
wordt vermeld in het quoyer van Charlois.
In de
oude kerk van Charlois heeft men in tijdens
verbouwingswerkzaamheden een zerk gevonden van Wouter Hendricksz.
Verduijn, overleden in 1626,
waarin het famlie wapen was gebeiteld.
Het ontstaan van het dorp Charlois , tegenwoordig een stadswijk van Rotterdam, en
haar kerk voert ons in de geschiedenis terug tot het begin van de 15e eeuw.
De eerste kerk van Charlois
werd gebouwd tussen 1461 en 1467. De kerk is genoemd naar de heilige St.
Clemens. In 1660 is er een nieuwe toren aan de kerk gebouwd of is de oude toren
herbouwd. Dit weten wij dankzij een opschrift in de toren:
"Doe men 1660 heeft geschreven en geseydt heeft Francois van Diest
de eerste steen geleyd"
Boven de hiervoor aangehaalde opschrift
op de toren (boven de toreningang) ziet men nog een aantal gebeeldhouwde wapens
van Schout en Schepenen, die het besluit tot de bouw hebben genomen.
Het gaat hier om: Edmond
van Diest, schout; de schepenen Leendert Ariensz.
Pors, Dirck Crijnen
Huijser, Eeuwout Aertsz. Verschoor, Pieter Ariensz. Coninck, Cornelis Woutersz. Verduijn, Staes Dircksz. van Jaersvelt, Leendert
Gijsbertsz. Schilperoort en de secretaris Dirk Cornelisz. van de Spuij.
Wapens in de
toren die voorkomen in onze genealogiën
Tijdens verbouwingswerkzaamheden in 1961
zijn van onder de vloer van de kerk enkele grafstenen naar boven gekomen w. o.
de grafzerk van Wouter Hendricksz. Verduijn en zijn
vrouw Lijntgen Eeuwoutsdr.
Verschoor. De tekst op de grafzerk luidt:
"Hier leyt
begraven / Wouter Hendricks/ Verduijn sterff den/XI Julyus anno 1626"
Als wapen op de grafzerk: 2 boven elkaar
geplaatste snoeken.
Helmteken: een vlucht met uitkomende
snoek.
Ook de vrouw van Wouter Hendricksz. Verduijn, Lijntgen Eeuwoutsdr. Verschoor, lag onder dezelfde zerk begraven:
"Hier leyt
begraven Lintgen Ewots, huijsvrouw van Wouter Hendricks sterff
den X December anno 1624"
In de kerk was ook aanwezig (nu in het
historisch museum te Rotterdam) een rouwkas van
Cornelis Westduel, (1708‑1741) ambachtsheer van Charlois
(1731‑1741)
Op deze rouwkas waren aanwezig de wapens van zijn kwartieren t. w. :
Westduel: op goud een zwarte hooivork met
de tanden naar boven.
Verschoor: (zijn moeder) op goud een
zwart molenrad.
van Diest: op zilver drie rechterschuin
balken van blauw.
Couwenhoven: op goud een rode burcht met zilveren deuren. (wapen van zijn
grootmoeder vaderszijde)
de Roij: op
zilver 2 toegewende leeuwen van rood boven een schuldvoet van blauw
(grootmoeder van moederszijde)
Blad 16 van 48 bladen |
gemaakt met PRO-GEN
'Genealogie à la Carte' softwareSlijkerm
[1] Ir P.F.
Olieman en A.J.J. Struijk, de oudste generaties van
een familie Langevelt in Nootdorp
[2] Ir P.F.
Olieman en A.J.J. Struijk, de oudste generaties van een familie Langevelt in
Nootdorp
[3] Ir P.F. Olieman
en A.J.J. Struijk, de oudste generaties van een familie Langevelt in Nootdorp
[4] S. W. A.
Drossaers. Het archief van de Nassause domemraad (hierna geciteerd als
Drossaers). Deel II-4, Regestenlijst van brieven I (1467-1542). 's-Gravenhage
1955, regest 304
[5] Groot Placaatboek. . . der . . . Staten 's Lands van
Utrecht; mitsgaders van de . . . Stad Utrecht. . . door J. van de Water. Deel
I. Utrecht 1729, blz. 283. (hierna geciteerd als Groot Placaatboek Utrecht
[6] Collectie Muschart. Verwijst naar W. J. d'Ablaing van
Giessenburg. Wapenboeken der ridders van de Duitsche Orde. Balye van Utrecht,
sedert 1581. 's-Gravenhage 1871, fol. 25.
N.B. De collectie Muschart is
gesplitst; het deel van de collectie dat toegankelijk is via de wapenfiguren
bevindt zich bij het Centraal Bureau voor Genealogie te 's-Gravenhage. dat wat
gerangschikt is volgens familienaam is in het bezit van de heer dr. A. R. Kleyn
te Zeist.
[7] Drossaers,
II-3. Regestenlijst van oorkonden II (1460-1580). 's-Gravenhage 1955, regest
1628
[8] J. J. de Geer. Proeve eener geschiedenis van het geslacht
van Nijenrode. Uit de oorspronkelijke stukken bewerkt. (Overgedrvikt uit de
Berigten van het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht, deel IV, Ie
stuk). Utrecht 1851, blz. 52 e.v.
[9] Rijksarchief te Utrecht (hierna geciteerd als RAU).
Afschrift van de overluidingen van de Dom 1562-1614 uit: Archief van het
domkapittel te Utrecht, inv. 651. Rekeningen van de ontvangsten en uitgaven der
Fabriek, en RAU Archief van het domkapittel, inv. 702. Rekeningen van de
ontvangsten en uitgaven van de vereenigde kamers.
N.B. Alle hierna genoemde
overluidingen zijn aan deze bronnen ontleend
[10] De Geer,
a.w. blz. 120
[11] Drossaers, II-5, regest 1304
[12] Drossaers regest 1323
[13] Drossaers regest 1324
[14] Wittert van
Hoogland, Nyenrode, blz. 319
[15] Rijksarchief
Utrecht. Rechterlijke archieven (hierna geciteerd als Rechterlijk archief),
inv. 188. Register van civiele sententièn van het Hof van Utrecht
[16] Gemeentelijk
archief van Utrecht (hierna geciteerd als Gemeentelijk archief Utrecht). Inv. I
568. Rekeningen van de kameraar der drie Staten van Utrecht over de ontvangst
en uitgaven van verschillende gelden en renten.
[17] Rijksarchief
Utrecht. Rechterlijk archief, inv. 2042. Repertorium op het leenregister van
het huis Nijenrode
[18] RAU. RA, inv. 2041. Leenregister van het huis Nijenrode,
deel VII, fol. 70
[19] J. Belonje. Het "Adellijke Gesees" de Poll bij
Huissen. laarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie, deel XII,
s-Gravenhage 1958, blz. 29.fol. 11
[20] en van
Geertruyd van Nijenrode. Hij hertrouwde met Anna van Maschereel, dr. van Johan
van Maschereel en Hildegond van Neerijnen
De Van Reede's van Amerongen, Graven
van Athlone. Genealogische en Heraldische Bladen, 7e jrg., 1912, blz. 140, 141
en 146 (E.B.F.F. Wittert van Hoogland)
[21] Strange,
a.w. blz. 34
[22] Fahne, a.w.
blz. 42
[23] Rijksarchief
te Arnhem Gerichtssignaat van de Bank van Kesteren
[24] W. Bezemer. Eenige aanteekeningen betreffende het oude
geslacht van der Spangen, Rotterdamsch jaarboekje, Rotterdam 1894, blz. 138 en
139
[25] C. Hoek en
J. H. Prakke. Repertorium op de lenen van Matenesse 1344-1798
[26] Rijksarchief
Utrecht. Rechterlijk archief, inv. 2042, fol.
[27] A. van Buchell. Diarium. Uitgegeven door G. Brom en L. A. van
Langeraad. Werken uitgegeven door het Historisch genootschap, gevestigd te
Utrecht, derde serie nr. 21, Amsterdam 1907, blz. 417
[28] RAU. RA, inv. 2042, fol. 86
[29] Rijksarchief
Utrecht. Rechterlijk archief, inv. 2041. deel VII. fol. 23
[30] Gemeentelijk
archief Utrecht. Inv. I 712. Lap van ontwerpen van schepenbrieven
[31] Gemeentelijk
archief Utrecht. Inv. I 706. Plechtboeck
[32] Gemeentelijk
archief Utrecht. Inv. I 705. Register van transporten en plechten
[33] Gemeentelijk
archief Utrecht. Inv. I 705. Register van transporten en plechten
[34] Wapens van de schepenen van Dordrecht (1294-1622) (Ons Voorgeslacht 1967, blz. 69-78, 106-115, C. Hoek).
[35] Leenhoven
van de Heren van Vianen (1292-1666) door J.C. Kort
[36] Genealogie
Spaans (Stamboom Forum)
[37] K.J.
Slijkerman, de afstamming van het geslacht (den Boer) in 't Velt te Kleine en
Groote Lindt
[38] GA Rotterdam, ora Oost-IJsselmonde nr. 183,
fol. 60v, akte d.d. 2 1-7-1571
[39] K.J.
Slijkerman, de afstamming van het geslacht (den Boer) in 't Velt te Kleine en
Groote Lindt
[40] K.J.
Slijkerman, de afstamming van het geslacht (den Boer) in 't Velt te Kleine en
Groote Lindt
[41] K.J.
Slijkerman, de afstamming van het geslacht (den Boer) in 't Velt te Kleine en
Groote Lindt
[42] Hoogheemraadschap
van Schieland, OA inv.nr. I-1, fol. 347v, d.d. 16 juni 1542
[43] Hoogheemraadschap
van Schieland, OA inv.nr. I-1, fol. 135, d.d. 1516
[44] Hoogheemraadschap
van Schieland, OA inv.nr. I-1, fol. 228v, d.d. 1526
[45] Hoogheemraadschap
van Schieland, OA inv.nr. I-1, fol. 246v, d.d. 5 maart 1529
[46] ARechterlijk
archief, Staten van Holland voor 1572, inv.nr. 423
[47] Kwartierstaat
Johanna Maria van der Torre.
[48] Genealogische
en andere merkwaardigheden in de hervormde kerk te Poortugaal (G.J. Vermaat)
[49] Genealogische
en andere merkwaardigheden in de hervormde kerk te Poortugaal (G.J. Vermaat)
[50] Archief
Rotterdam. Rechterlijk archief Charlois no. 13 fol. 223 dd. 16 jan. 1627.
[51] Grafzerken
etc. in de kerken van Zuid-Holland door Mr. P. C. Bloys van Treslong Prins
[52] Ons
Voorgeslacht 1962 blz. 111
[53] Charlois
(1594-1664) Openbare verkopingen en
verpachtingen, Charlois, ORechterlijk archief inv. nr. 28 (E. Karsseboom, M.
Ball)