|
Blad 1 van 5 bladen |
Zimmersröder
See
De bouw van een kerkje door Bonifatius wordt
beschouwd als beginpunt van Fritzlar. Rond 723/724 liet Bonifatius de voor
de Chatten heilige Donareik omhakken en gebruikte het hout
voor de bouw van het aan St. Petrus gewijde
kerkje. In 732 werden op waarschijnlijk dezelfde plaats een nieuwe kerk en een
klooster gebouwd die de voorgangers zijn van de huidige domkerk.
Het klooster ontwikkelde zich tot een belangrijk religieus en
wereldlijk kenniscentrum. Karel de Grote bood het klooster
bescherming aan en schonk het diverse landerijen. Hij had tevens een palts in
Fritzlar. Rondom het klooster ontstond een nederzetting die zich al snel zou
ontwikkelen tot een stad. Strategisch gelegen tussen de gebieden van de Franken en de Saksen, op een kruising van wegen, was het een
belangrijke stopplaats voor vele vorsten. De stad speelde een grote rol als
gastheer van Rijksdagen, Synodes en keizers. Deze ligging leverde
ook nadelen op, want regelmatig lag Fritzlar te midden van de strijd tussen
Franken en Saksen, tussen religieuze en wereldlijke machthebbers, en tussen
katholieke en protestantse vorsten. De stad is vaak belegerd, meerdere keren
ingenomen en geplunderd, maar altijd weer opgebouwd.
In de 13e en 14e eeuw speelde Fritzlar een rol in de strijd
tussen het aartsbisdom Mainz en
het Landgraafschap Hessen.
Uiteindelijk verloor Mainz in 1427 de strijd, waarmee de neergang van Fritzlar
in gang werd gezet. De reformatie leidde
tot verdere problemen, omdat in 1555 bij de Godsdienstvrede
van Augsburg werd overeengekomen dat Fritzlar onder Mainz bleef
vallen en dus katholiek bleef, terwijl de omliggende streek protestants werd,
zodat de stad religieus en economisch geïsoleerd raakte. De stad werd
overvleugeld door het nabijgelegen Kassel.
Diverse pestepidemieën zorgden voor een verdere bevolkingsafname.
In de Dertigjarige Oorlog
(1618-48) wisselde Fritzlar regelmatig van eigenaar. Toen in 1648 de vrede
werd getekend, was het inwonersaantal in de 30 oorlogsjaren gedaald van 2400
tot slechts 400. Het duurde nog driekwart eeuw voordat Fritzlar zijn oude
inwonersaantal weer had bereikt.
De stad had veel te lijden van de Zevenjarige
Oorlog (1756-63). Diverse mogendheden en vorstendommen bezetten
afwisselend de stad. In februari 1761 werd Fritzlar belegerd door Hannoverse
troepen, waarbij zware beschietingen werden uitgevoerd. Nadat het Franse
bezettingsleger zich had overgegeven, begonnen de overwinnaars met het verlagen
van de stadsmuren, maar al snel verlieten ze de stad omdat er een Frans leger
in aantocht was. De Fransen gingen in 1762 verder met het verlagen van de
stadsmuur en het volstorten van de gracht, en het verwoesten van de wijnranken.
Hiermee verloor Fritzlar zijn positie als vesting en als wijnstad.
Van 1807 tot 1813 was Fritzlar onderdeel van het Koninkrijk Westfalen.
In 1821 kwam de stad onder het Keurvorstendom Hessen,
totdat dit vorstendom in 1866 werd geannexeerd door Pruisen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had
Fritzlar te kampen met overstromingen in de lager gelegen stadsdelen toen
de Geallieerden de
dam in de Edersee bombardeerden. Tijdens Pasen 1945
vonden er gevechten plaats tussen Amerikaanse en Duitse troepen waarbij de
middeleeuwse brug werd opgeblazen.
In 1974 werd Fritzlar onderdeel van de nieuwe Schwalm-Eder-Kreis.
Domkerk
te Fritzlar
Zimmersrode werd voor het eerst genoemd in 1209 als Cimannerot. Tot
1359 behoorde het dorp tot het hof Waltersbrück. Later
was hij eeuwenlang leengoed van de adellijke familie van Gilsa. In Landgraviate van
Hessen, werd Zimmersrode toegewezen aan het district Borken en
vanaf 1821 aan het district van Fritzlar.
De gemeente Zimmersrode werd op 31 december 1971 in de nieuw
gevormde gemeente Neuental opgenomen in de loop van de Hessische
territoriale hervorming. [3] Als grootste district en
economisch centrum van de omringende dorpen, werd Zimmersrode aangewezen als
zetel van het gemeentelijke beleid.
I.1 Adam FLACH, geboren maart 1637
te Zimmersrode, bronnen geven aan gedoopt in maart 1637, overleden op
maandag 21 juli 1732 te Züschen[2].
Getrouwd
voor de kerk (ev) op donderdag 30 mei 1675 te Zimmersrode Hessen[3]
met
Kathrina
STUEBING.
Waaruit geboren:
1. |
Johan Eckhart, gedoopt (ev) op dinsdag 17 maart 1676 te Zimmersrode[4]. |
2. |
Johan Nn, gedoopt (ev) op donderdag 22 februari 1680 te
Zimmersrode[5]
|
3. |
Johan Henrich, gedoopt (ev) op maandag 22 december 1681 te Zimmersrode. |
4. |
Johan Henrich, gedoopt (ev) op woensdag 17 februari 1683 te Zimmersrode[6]. |
5. |
Johan Andreas (zie II.5) [7]. |
6. |
Johannes, gedoopt (ev) op dinsdag 7 februari 1690 te Zimmersrode. |
7. |
Anna Elisabeth, gedoopt (ev) op woensdag 30 april 1692 te Zimmersrode. |
8. |
Johan Eduard, gedoopt (ev) februari 1694 te Zimmersrode[8]. |
9. |
Johan Georg, gedoopt (ev) op donderdag 16 december 1694 te
Zimmersrode[9].
|
10. |
Anna Gertraud, gedoopt (ev) augustus 1695 te Zimmersrode[10]
|
II.5 Johan Andreas FLACH, schoenmaker, geboren maart 1688
(gezindte: ev), begraven op zondag 20 april 1755 te Züschen[11],
67 jr en 1 maand oud
zn.
van Adam FLACH (zie I.1) en Cathrina
STUEBING.
Getrouwd voor de kerk ca 1721 met Anna Gertruth RITTE,
gedoopt op woensdag 22 november 1702 te Züschen
begraven
op zondag 16 maart 1766 te Züschen op 63-jarige leeftijd, dr. van Heinrich RITTE.
Waaruit geboren:
1. |
Anna Elisabeth, geboren ca 1722, lidmaat 1735, gedoopt (ev) te Züschen,
overleden op donderdag 27 februari 1800 te Züschen. |
2. |
Johannes, geboren ca 1724, lidmaat 1736, gedoopt (ev) te Züschen, begraven op dinsdag 2 juni 1750
te Züschen[12]. |
3. |
Anna Katharina, gedoopt (ev) op maandag 2 juni 1727 te Züschen[13].
|
4. |
Juliana, gedoopt (ev) op woensdag 23 maart 1729 te Züschen[14].
|
5. |
Anna Elisabeth, gedoopt (ev) op zondag 13 januari 1732 te Züschen[15].
Johannes
Andreas Flach, de schoenlapper alhier een dochtertje laten dopen |
6. |
Johann Eckhardt, gedoopt (ev) op zondag 15 augustus 1734 te Züschen[16],
lidmaat
1748.
|
7. |
Johann Stephan, gedoopt (ev) op zondag 11 augustus 1737 te Züschen[17],
lidmaat
1750. |
8. |
Barba Katharina, gedoopt (ev) op zondag 22 mei 1740 te Züschen[18],
lidmaat
1753 Getrouwd
voor de kerk op 32-jarige leeftijd op zondag 2 augustus 1772 met Martin SCHADE, grenadier uit Kirchberg, hollands soldaat. |
9. |
Johann Henrich, geboren op vrijdag 8 februari 1743 te Züschen, gedoopt
(ev) op zondag 17 februari 1743 te Züschen[19],
lidmaat
1757
|
10. |
Johann George, geboren op zondag 21 februari 1745 te Züschen, gedoopt
(ev) op zondag 28 februari 1745 te Züschen[20] overleden
op zondag 22 augustus 1745 te Züschen, 182 dagen oud. |
11. |
Johannes (Vlag) (zie III.12). |
12. |
Johann Conrad (zie III.14). |
Züschen (Fritzlar)
Züschen , een voorheen onafhankelijke Waldeck- stad, is sinds 1974 een district van Fritzlar in het district Schwalm-Eder in het noorden van Hessen . De
plaats is ten noordwesten van Fritzlar op de Eder zijrivier Elbe .
De vroege vestiging van het gebied rond Züschen wordt bewezen
door de rotstekeningen in
het stenen kamergraf
van Züschen en op de reuzensteen (Heiligenberg) . De Chatti hadden een
plaats van aanbidding in Züschen, en de plaatsnaam is afgeleid van de
Chattische god Ziu . [3]
Züschen ("Tuischinum") wordt vermeld in een document
rond 850, 1070 en daarna 1237, [4] maar
werd zeker veel eerder bewoond: in 1894 werd ten oosten van
Züschen een stenen kamergraf ( galeriegraf )
ontdekt, daterend van rond 3000 voor Christus . BC.
De plaats kreeg waarschijnlijk in 1322 stadsrechten tijdens
het bewind van graaf Heinrich IV von
Waldeck . Van 1430 tot 1810 behoorde de plaats toe aan de heren
van Meysenbug ,
die het bezaten als
een leengoed van
de landgraven van
Hessen en later van de graven van Waldeck (zie
ook Kasteel Züschen ). Na
de dood van Heinrich von
Meysenbug , de laatste mannelijke vertegenwoordiger van zijn
geslacht, in 1810, werd Waldecks hofmaarschalk Johann Friedrich Georg Heinrich von
Dalwigk zu Lichtenfels-Kamp(1734-1810) beloond met Züschen; Hij
stierf echter slechts een paar weken na Meysenbug, en zijn erfgenamen
verkochten het landgoed voor 120.000 daalders aan graaf Henrich zu
Stolberg-Wernigerode , [5] hoofd
stalmeester in het Koninkrijk
Westfalen .
In 1625 werd de stad, die voorheen lange tijd door de landgraven
van Hessen in pand was gegeven aan de graven van Waldeck, eindelijk eigendom
van Waldeck. Daarna behoorde Züschen eerst tot het graafschap en later tot
het vorstendom Waldeck en van 1919 tot 1929 tot de Vrijstaat Waldeck ,
vervolgens tot 1945 tot Pruisen en sindsdien
tot Hessen , waar
het deel uitmaakte van het district Waldeck .
De voorheen onafhankelijke stad Züschen werd op 1 januari
1974 opgenomen in
de stad Fritzlar in het district Schwalm-Eder , ondanks sterke tegenstand
van het district Waldeck, als onderdeel van de Hessische
territoriale hervorming . [6] [1] Tegenwoordig
wonen er ongeveer 1000 mensen in Züschen. De plaats kenmerkt zich vooral
door de houtverwerkende industrie en het toerisme.
Geperforeerde steen en voorkamer van het graf van de
Züschen-kamer
Het opgegraven stenen kamergraf (of "galeriegraf") ten oosten
van Züschen is een van de belangrijkste prehistorische monumenten in
Midden-Europa en dateert uit het 3e tot 4e millennium voor Christus.
Dit stenen kamergraf van het
Westfaals-Hessische type werd ontdekt en blootgelegd in 1894. Ongeveer
4.000 jaar geleden was het de laatste rustplaats van een gemeenschap die zelf
- of hun voorouders - emigreerde vanuit het uiterste westen van
Europa. Er zijn typische, vergelijkbare stenen kamergraven in Frankrijk,
vooral in de omgeving van Parijs. |
De symbolen die in de muurstenen zijn uitgehouwen, worden geïnterpreteerd als
stieren en strijdwagens en komen waarschijnlijk voort uit de overtuigingen van
de bouwers van deze faciliteit, die een van de belangrijkste in Europa is.
Het graf, dat werd aangelegd in het 4e - 3e millennium voor Christus, is een 20
m lange en 3,50 m brede grafkamer, ingebed in de grond, gemaakt van grote
zandstenen platen - een materiaal dat alleen aan de andere kant van de vallei
wordt gevonden . De lange muren bestaan uit elk twaalf stenen (één steen
aan de noordzijde ontbreekt), de smalle zijden van een enkele plaat. De
oostelijke eindplaat met een ronde opening van ongeveer 50 cm in doorsnee
(deurgat of zielgat) scheidt een kleine open voorkamer
met een lengte van 2,50 m van de eigenlijke grafkamer met de interne afmetingen
van 16,50 mx 2,5 m.
Stenen kamergraven, waarvan de constructie een aanzienlijke technische
prestatie vereiste (rollen, hellingen, hefbomen, enz.), Waren de begraafplaatsen
van kleinere nederzettingengemeenschappen. Door de eeuwen heen werden ze
er keer op keer in begraven.
In dit graf zijn de botten en schedels van 46 doden gevonden. Na
vergelijkingen kan men echter aannemen dat tussen de 200 en 300 mensen zijn
begraven, van wie de meesten in verschillende lagen zijn neergelegd met hun
hoofd naar de ingang gericht.
Van bijzonder belang zijn de borden die aan de muren van het
graf zijn bevestigd en die met een stenen werktuig zijn ingepikt. Het is
vooral een symbool dat keer op keer terugkomt: een verticale lijn met een naar
boven open halve cirkel boven wat kan worden gelezen als een weergave van vee
na parallelle verschijningen op andere rotstekeningen in Europa. Vaak zijn
twee runderen verbonden door een lijn met twee gespannen eindpunten, dus
waarschijnlijk wielen. Het is zelden verbonden door een juk met een dissel
en een tweewielige wagen, bijvoorbeeld in een bijzonder goede staat van
bewaring op een kleine menhirachtige steen die losjes in de grafkamer lag.
De groeven aan de bovenranden van de zandsteenplaten zijn gemaakt tijdens het
ploegen van het veld. Pas toen ze deze obstakels wilden verwijderen door
ze op te graven en kapot te slaan, werd het belang van dit monument voor onze
prehistorie erkend. De opgraving vond toen plaats in 1894.
Vanwege toenemende materiële schade, zoals het graveren van namen en karakters,
was de wijk Schwalm-Eder in 1986 helaas gedwongen om onmiddellijk maatregelen
te nemen om het graf te beveiligen. Hiervoor werd het graf overdekt en
omheind.
Er is echter nog steeds de mogelijkheid om het graf in de afgesloten ruimte van
naderbij te bekijken.
grachtentoren[21]
IEvangelische
kerk Züschen[22](herbouwd
tussen 1604 en 1609)
In Züschen is
een opvolger van een gotische kapel uit 1357. Na de Dertigjarige Oorlog
werden het hoge zadeldak en de vakwerkgevel van het gebouw, die in 1640 zwaar
beschadigd waren geraakt door een brand, hersteld. In 1969 onderging het
interieur van het gebouw een ingrijpende renovatie: een donkere kerkkamer werd
een heldere, door licht overstroomde kerk. Bijzondere kenmerken zijn de
zandstenen preekstoel uit 1611, die een sculpturaal juweeltje is, en het
grafschrift uit 1693. Drie klokken, die sinds hun wijding "Geloof, Liefde,
Hoop" heten, luiden de tijden van de dag en diensten bij alle gelegenheden .
Onbekende
Flach in kerkboek Zimmersrode
Zevenjarige
oorlog
De Zevenjarige Oorlog is de
verzamelnaam van enkele oorlogen gestreden tussen 1756 en 1763 in Europa en
zijn koloniën. Pruisen kon
ternauwernood standhouden tegen onder meer Oostenrijk, dat Silezië wilde heroveren. Oostenrijks bondgenoten Frankrijk en Spanje werden
verslagen en moesten ten gevolge van de Vrede van Parijs enkele koloniën afstaan aan Groot-Brittannië.
Tijdens de Oostenrijkse
Successieoorlog had Pruisen het grootste deel van Silezië
ingenomen (eerste twee Silezische Oorlogen).
Oostenrijk wilde dit ongedaan maken en vernieuwde het bondgenootschap met Rusland.
Groot-Brittannië schaarde zich voorheen aan de kant van Oostenrijk, maar George II
van Groot-Brittannië was tevens keurvorst van Hannover en
meende dat dit enkel veilig bleef door vrede te sluiten met Pruisen (Verdrag van Westminster). De landen
Groot-Brittannië, Hannover en Pruisen vormden samen "de Geallieerden"[bron?].
Groot-Brittannië was al sinds 1754 verwikkeld in de Franse en
Indiaanse Oorlog, wat ertoe leidde dat Frankrijk uit het kamp van de
Geallieerden stapte. Het sloot zich daarentegen aan bij erfvijand Oostenrijk.
De radicale wisseling van onder meer Groot-Brittanniës en Frankrijks
bondgenootschappen staat bekend als de renversement des
alliances. In 1756 werd de oorlog in Europa geopend met de Slag
bij Minorca, waarin een Franse vloot de Engelse vloot versloeg.
n Europa omvatte de Zevenjarige Oorlog de Derde
Silezische Oorlog. De Pruisische koning Frederik de Grote begon
een succesvol offensief tegen Saksen. Het Saksische leger capituleerde te Pirna.
Hierna was Saksen de facto Pruisisch. De Pruisische troepen trokken Bohemen binnen en sloegen na de
gewonnen Slag bij Praag ook
het beleg om Praag. Dit beleg werd vroegtijdig afgebroken
om een Oostenrijks-Frans leger te trotseren. Dat werd verslagen in de Slag bij Roßbach en
de Slag bij Leuthen,
eind 1757. Frankrijk zou zijn troepen in het vervolg van de oorlog niet meer
diep in Duitsland sturen.
Hierna bereikten Russische troepen de streek. Nu werd Pruisen in
het defensief gedwongen. In de Slag bij Kunersdorf (1759)
verpletterden Oostenrijks-Russische troepen de Pruisen. Pruisen won nog
de Slag bij Torgau (1760),
maar was uitgeput. Het koninkrijk was de ondergang nabij, koning Frederik werd
geplaagd door zelfmoordgedachten.
Dan geschiedde het Mirakel des Hauses Brandenburg:
tsarina Elisabeth stierf,
waardoor Peter III tsaar
werd. Deze was geboren in Duitsland en bewonderde Frederik II. Hij sloot niet
alleen vrede met Pruisen, maar besloot het ook te helpen. Peter III werd
spoedig hierna vermoord, maar voor Pruisen veranderde niets. Peters vrouw Catharina II was
weliswaar minder Pruisischgezind en liet de alliantie dan ook ontbinden, maar
omdat ze geen nieuwe oorlog wenste, liet ze Pruisen verder ongemoeid.
Groot-Brittannië
en Frankrijk bestreden elkaar ook buiten Europa. Dit is de reden dat soms naar
de Zevenjarige Oorlog verwezen wordt als de "echte Eerste Wereldoorlog".[2] Door de
nederlagen van Frankrijk in Europa verloor Frankrijk ook de bovenhand in
Noord-Amerika en India. Met de Britse verovering van Bengalen begon de opbouw van Brits-Indië. In 1762 namen de Britten daarenboven de Spaanse havensteden Havana en Manilla in.
Subsidietroepen
in Nederland
In de periode 1588-1795 dienen in de Republiek der Verenigde
Nederlanden vele buitenlanders. Het leger bestaat volledig uit 'complete'
huurlegers en individuele vrijwilligers, zowel uit eigen land en het buitenland.
Het Regiment Waldeck is een van de zogenaamde subsidietroepen, die in de 18e eeuw
dienst doen in 'het Staatsche leger'. Een vergelijking met de
legers in de huidige tijd is moeilijk, want de situatie - zowel in ons land als
in de rest van Europa - is geheel anders. Er zijn niet alleen staatsrechtelijk
vele verschillen, ook de politieke verwikkelingen zijn onvergelijkbaar.
De
oprichting
Het 'Bataillon Waldeck' wordt in het vorstendom Waldeck
opgericht in 1681. Op 27/28 juni 1931, dit is 250 jaar later, wordt een
eenvoudig monument onthuld bij het raadhuis aan de Grossen Allee in Arolsen: op
een ruwe steen is een plaquette met de tekst 'Dem Bataillon Waldeck 1681-1931'
(Noll: 20).
Arolsen is de
enige garnizoensplaats in Waldeck. Alleen in Bad Wildungen is er van eind 15e eeuw
tot 1848 een zogenaamd Schützengilde, de Sebastiansbruderschaft (Keyser:
53, 461).
Karel August
Frederik, Prins van Waldeck en Pyrmont (1704-1763) |
|
In de
Europese oorlogsdreiging na de dood van de Oostenrijkse keizer Karel VI
(1740) wordt de militaire sterkte van de Nederlanden vergroot. Met de Vorst
van Waldeck, Karel August Frederik van Waldeck, worden in 1742 overeenkomsten
gesloten voor de 'levering' van Waldeckse troepen. Aanvankelijk zijn er
twee bataljons en wordt de aanduiding regiment nog niet
gebruikt. Het eerste bataljon gaat naar Nijmegen; het tweede naar Zwolle.
Twee jaar later wordt een derde bataljon Waldeck opgericht (Ringoir 1980: 45,
Ringoir 1981: 125-128). De vorst
voert later zelf het commando over 'zijn' troepen en is 'Generaal en Chef,
commandeerende de auxiliaires Trouppes van den Staat' (Resolutie Raad van
State 22 april 1745, cit. Kerkhoff: 120, Vorsterman van Oijen: 81). Met Waldeck
hebben de Nederlanden langer ervaring, want al in de 17e eeuw
leidt George Frederik van Waldeck de Nederlandse, Spaanse en Engelse legers
in de Slag bij Fleurus tegen de Fransen. Deze slag wordt verloren, maar is
overigens wel aanleiding tot een reorganisatie van de geneeskundige
verzorging (Kerkhoff: 84, 90-91). |
In 1747
verdedigt het 3e bataljon Waldeck de stad Bergen op Zoom bij de
Franse aanval op Nederlandse gebied, maar de vesting wordt na twee maanden
belegering ingenomen. Een jaar later, na de Vrede van Aken, gaan de soldaten
van het 3e bataljon op half traktement terug naar Waldeck. Het
1e en 2e bataljon worden samengevoegd tot
het 1e Regiment Waldeck (1752).
Het 3e bataljon wordt later omgevormd tot het 2e Regiment
Waldeck, dat eveneens uit twee bataljons gaat bestaan (1767).
Het 3e Regiment
Waldeck is 'niet-Nederlands'. Het wordt in 1776 in het
vorstendom Waldeck speciaal opgericht om in de Amerikaanse
onafhankelijkheidsoorlog voor Engeland te vechten. Met Hollandse
schepen worden de soldaten uit Bremerhaven eerst naar Engeland en vervolgens
naar New York gebracht (Burgoyne: xiii-xiv). Merkwaardig is de rol van Holland
overigens wel, want 'wij' steunen de Amerikanen. Ongeveer 1/3 deel van de
'Engelse' strijdkrachten is 'Duits'. Engeland zelf heeft te weinig soldaten om
al haar belangen in de wereld te verdedigen.
Het 5e Bataljon
Waldeck wordt in december 1784 opgericht en is aanvankelijk in
Coevorden gelegerd. Het gaat enkele jaren op half traktement in Waldeck
(Ringoir 1981: 128). Na de terugkeer van het 3e Regiment in
Europa dienen sommigen nog in het 5e Bataljon (Burgoyne:
xxviii). Als in november 1794 de Fransen de Nederlanden binnenvallen, heeft
generaal Von Haacke het bevel over alle troepen in de vesting Nijmegen. Zijn 5e Bataljon
is in Grave gelegerd (Mac Leod: 16, 23). De bataljons van het 1e Regiment
liggen dan in Breda. Het 1e bataljon van het 2e Regiment
is in Arnhem, het 2e in Zutphen (Ringoir 1980: x). Om de
Nederlandse kolonie te verdedigen tegen de Engelsen gaat het 5e Bataljon
Waldeck in 1802 naar Kaap de Goede Hoop (Ringoir 1981: 128). De soldaten wordt
gebracht met twee schepen: de Kortenaar en de Pluto. Een enkeling maakt de
oversteek met De Verwagting en De Vreede (Scholta 1944: geheel boek). Het
bataljon verblijft enkele jaren in Zuid-Afrika.
Na de terugkeer uit krijgsgevangenschap wordt het in 1806 ontbonden (Ringoir
1981: 128).
Het leger is
gevestigd in Arolsen. Na de opheffing van het regiment worden in die plaats van
1867 tot 1919 het 3e Bataljon van het Infanterie-Regiment 83 en
in 1934-1935 een bataljon 'SS-Verfügungstruppe' gehuisvest (Keyser: 53). Het
Infanterie-Regiment 83, dat in 1813 is opgericht, is ook bekend onder de naam
Von Wittich en 3.Kurhessen (Noll 1985: 46). In Bad Pyrmont is een monument voor
het Infanterie-Regiment 83.
Kramers vermeld
midden 19e eeuw over Korbach: 'In de Neustädter kerk is een
prachtig monument door de voormalige republiek der Vereenigde Nederlanden hier
voor haren veldmaarschalk Georg Friedrich von Waldeck opgericht' (Kramers: 475).
De betaling van
het regiment
De militairen krijgen naast hun soldij ook nog 'verblijfkosten',
die door de staten worden gedragen. Dit 'serviesgeld' wordt uitbetaald en soms
aangevuld door de plaatsen waar zij gelegerd zijn. Elke compagnie ontvangt een
bedrag, dat afhankelijk is van de sterkte (het aantal mensen), de rang die zij
hebben en de duur van het verblijf in die stad. Bij elke rang hoort een vast
bedrag. De soldaten of 'gemeenen' krijgen in 1783 voor een verblijf van 200
dagen een bedrag van 3 gulden 2 stuivers (107 stuivers) (OAN 3019).
De opbouw van
het regiment
Hoe een regiment is samengesteld kan worden afgeleid uit
een rangeerlijst. Daarin wordt van elke militair
de naam, rang, lengte en leeftijd vermeld. Er zijn ook sterktestaten, die
een indruk geven van de paraatheid (en ziekte), maar daar staan geen namen van
soldaten in.
De servieslijst geeft
eveneens inzicht in de opbouw van elke compagnie. Die lijst is een financieel
overzicht van de betalingen. In een regiment van Waldeck staat 1 predikant op
de lijst. De twee bataljons van het regiment hebben elk een eigen chirurgijn.
In de servieslijst staan geen namen van soldaten, alleen van de commandanten.
(OAN 3019).
De soldaten
blijven steeds voor een bepaalde periode in het regiment. Dat staat in
het stamboek van het regiment, waarin ook
vermeld wordt waar zij vandaan komen. Door de namen uit de rangeerlijst op te
zoeken in het stamboek kan de herkomst van de militairen op enig moment in het
regiment worden vastgesteld.
Het uniform van
een soldaat van Waldeck
De uniformen van alle soldaten zijn vrijwel gelijk. De
regimenten zijn herkenbaar door de kleur van kraag, borst- en mouwomslagen. De
kleur van de Waldeckers is geel (Ringoir 1968: 39 en 47, Scholta 1942:
inleiding). Dit betreft zowel de kraag, kleppen, opslagen als de voering en de
biezen. Een aquarel van J.A. Langendijk in de Atlas van Stolk te Rotterdam
toont 'Officieren van het Regiment Waldeck, 5e bataljon in
1797' (De Wilde, ill. tegenover pag. 38). Ook de infanterie-regimenten nr 7,
10, 13, 19, 21 en 23 hebben geel in hun uniform (Ringoir 1968: 39 en 47).
Het vorstendom
Waldeck was verplicht de Rijnbond drie compagnieën infanterie te leveren,
waarvan er een als zesde compagnie in het 'vorstenbataljon' werd opgenomen. De
uniformering was de in die tijd gebruikelijke. De zwarte kokarde werd later
gewijzigd in een zwart rood en geel gekleurde nationale kokarde. Het
geelkoperen schild op de sjako droeg de initialen van het vorstendom. Na de
Napoleontische oorlogen schaften de Waldeckse troepen zich groene uniformen
aan, evenals verscheidene andere kleine Duitse staten (Kannik: 217, zie ook
afb. 224 op pag. 68 van het uniform in 1812).
Het einde van
het regiment in Nederland
In het begin van 'de Franse tijd' moet het leger worden
gereorganiseerd naar Frans model. Door gevechtshandelingen rond de
jaarwisseling 1794 is ook de sterkte van het leger afgenomen. Na een besluit
van de Staten Generaal (8 juli 1795) wordt een groot aantal regimenten opnieuw
ingedeeld, waardoor vele bekende regimentsnamen verdwijnen. Hun soldaten worden
ingelijfd in andere legeronderdelen. De 2 regimenten en het 5e bataljon
van Waldeck blijven bestaan in de Bataafse Republiek (De Wilde: 36-38).
Napoleon
Bonaparte maakt in 1806 van de republiek het Koninkrijk Holland met zijn broer
Lodewijk Napoleon aan het hoofd. De Waldeck bataljons worden opgeheven ofwel
'ze gaan op' in het 1e en 2e Regiment
Infanterie (Ringoir 1980: 45). Met de opkomst van het patriottisme verdwijnen
het Regiment Waldeck en andere 'vreemde' troepen. Zij komen alleen nog voor in
genealogieën en beschrijvingen van de Nederlandse krijgsgeschiedenis.
Bronnen:
Burgoyne, B.E. 1991 Waldeck
Soldiers of the American Revolutionary War, Heritage Books, ISBN 1-556-13480-0
(KB)
1.
Kannik,
P. 1969 Uniformen in kleur, Amsterdam: Moussault
(oorspronkelijk in het Deens: Alverdens Uniformer I Farver, Danmark: Politikens
Forlag, ook in het Engels verschenen, 1968, 1969, 1971, 1974, Military Uniforms
of the World, London: Blandford Press)
2.
Kerkhoff,
A.H.M. 1976 Over
de geneeskundige verzorging van het Staatse leger, dissertatie Katholieke Universiteit
Nijmegen, Nijmegen: Alfa, Tissen (UvA, KB, RUU, ARA, Med. Bibl. EUR, Gem. Arch.
Amsterdam)
3.
Keyser,
E. 1957 Hessisches Städtebuch, Handbuch städtischer
Geschichte, Stuttgart: W. Kohlhammer (RUU)
4.
Kramers,
J. 1855 Geographisch woordenboek der geheele aarde,
Gouda: Van Goor
5.
Mac
Leod, N. 1894 Nijmegen's belegering en inneming door de
Franschen en het einde der Schotsche regimenten naar het dagboek van Norman Mac
Leod Luitenant-Kolonel bij het Regiment Bentinck. Honderd jaren geleden,
Nijmegen: H. ten Hoet
6.
Noll,
A. 1979 Arolsen in alten
Ansichten Band 2, 1e druk, Zaltbommel: Europäische Bibliothek
7.
Ringoir,
H. 1968 De Nederlandse Infanterie, serie De
geschiedenis van de Nederlandse Armee, Bussum: Van Dishoeck
8.
Ringoir,
H. 1980 Vredesgarnizoenen van 1715 tot 1795 en 1815
tot 1940, nr. 8 uit de serie Bijdragen van de Sectie Militaire Geschiedenis,
Den Haag: Kon. Landmacht Sectie Militaire Geschiedenis (EUR: 139 A 63)
9.
Ringoir,
H. 1981 Hoofdofficieren der Infanterie 1568 tot
1813, Den Haag: Kon. Landmacht Sectie Militaire Geschiedenis (EUR: 140 P 67)
10.
Scholta,
K. 1942 Das Regiment "Waldeck" in den
Niederlanden, serie Volk und Raum nr. 3, Soest: De Mijlpaal, (RUU AB-THO: ALV
129-93E, KUB, Bibliotheek Arnhem)
11.
Scholta,
K. 1944 Das 5. Bataillon des 1. Regiments Waldeck
in den Niederlanden, serie Volk und Raum nr. 11, Soest: De Mijlpaal, gebaseerd
op "Stamrolle des 5. Bataillons des 1. Regiments van Waldeck".
12.
Schulten,
C.M., F.J.H.Th. Smits 1980 Grenadiers
en Jagers in Nederland 1599-1829-1979, Sectie Krijgsgeschiedenis van de
Landmachtstaf, 's-Gravenhage: Staatsuitgeverij (EUR: 135 V 63, ARA: 200 C 18)
13.
Vorsterman
van Oyen, A.A. 1889 Het
vorstenhuis van Waldeck en Pyrmont, 's-Gravenhage: Genealogisch en heraldisch
archief (RLeKa R 1 E 174, ook RUU, KUN, KUB, Bibliotheek Arnhem)
14.
Wilde,
F.G. de 1974 De Uniformen van het Leger van de Bataafse
Republiek, p.35-58, in: Armamentaria, nr. 9, Leiden: Stichting Vrienden van het
Legermuseum
III.12 Johannes FLACH (Vlag), officier bij het 1e
Waldeck regiment[23],
schoenmaker, geboren
op woensdag 30 november 1746 te Züschen, gedoopt (ev) op woensdag 7 december
1746 te Züschen, overleden op vrijdag 19 juli 1799 te 's-Gravenhage op
52-jarige leeftijd, overleden aan een borstkwaal, aangifte op maandag 22 juli 1799.
Voor
zowel Johannes als Johann Conrad is er een lidmaatinschrijving te 's
Hertogenbosch van juli 1777 [zie hier]; beiden zijn ingekomen vanuit
Dendermonde (met hun regiment). Johan Conrad vertrok 22 oktober1778 naar
Bommel, Johannes op 2 oktober 1779 naar Driel.
Inschrijving in Zaltbommel 1769 van Dendermonde, uitgeschreven in 1769 naar
Lith.
lidmaat 23 september 1791
zn. van Johan
Andreas FLACH (zie II.5) en Anna Gertruth RITTE.
Getrouwd ca 1778
met Hanna Catharina (Anna) ZWITSERIN (Schweitzer(in)),
geboren ca 1746 te Waalbeek? in Waldeck, overleden op dinsdag 26 december 1826
te 's-Gravenhage, 80 jr.
Waaruit geboren:
1. |
Johan Conrad, soldaat bij het 1e Waldeckse regiment, onderbrandmeester[24], gedoopt (luthers) op
donderdag 16 juli 1778 te 's-Hertogenbosch (getuige(n): Johan Conrad Flack,
Johannes Huck, Charlotte Göttin). |
2. |
Anna Geertruijda, geboren op dinsdag 6 oktober 1778 te Driel, gedoopt (ng)
op zondag 8 oktober 1780 te Driel. |
3. |
Anna Catharina, geboren op donderdag 11 november 1779 te Driel, gedoopt
(ng) op vrijdag 19 november 1779 te Driel. |
4. |
Anna Geertruijda, geboren op vrijdag 6 oktober 1780 te Driel, gedoopt (ng)
op zondag 8 oktober 1780 te Driel. |
5. |
Johanna Margaretha (Vlag) (zie IV.6) gedoopt op vrijdag
19 december 1788 te Groningen. |
6. |
|
IV.6 Johanna Margaretha FLACH
(Vlag), werkster, gedoopt
op vrijdag 19 december 1788 te Groningen, 19 december 1788 door de veldprediker van het 1e
regiment van Waldeck gedoopt[26], dr. van Johannes
FLACH (Vlag) (zie III.12) en Hanna Catharina
(Anna) ZWITSERIN (Schweitzer(in)).
Getrouwd op 35-jarige leeftijd op woensdag 3 november 1824 te 's-Gravenhage[27].
Bij dit huwelijk
erkend: Philippina Margaretha, Georg Willem en Fredrica
met Georg Philipp GRANDHOMME, geboren op 23 juli 1765
te Darmstad
overleden
op dinsdag 13 september 1842 te 's-Gravenhage, zn. van Johann
Friederich GRANDHOMME en Anne Marie WALLOT.
Waaruit geboren:
1. |
Philippina Margaretha (zie V.2). |
2. |
Georg Willem, oppasser, koetsier (1864), geboren 7 maart 1817 te s-Gravenhage, overleden op
donderdag 6 juli 1882 te ’s-Gravenhage, getrouwd op woensdag 14 september
1864 te 's-Gravenhage met Maria Theodora WEIJMERSLAGER,
dienstbode. |
3. |
Fredrica, geboren 4 december 1822, overleden op woensdag 4 maart
1903 te ’s-Gravenhage, getrouwd op woensdag 6 augustus 1879 te 's-Gravenhage
met Arie Coenraad de JONGH, geboren ca 1821. |
4. |
Johanna, dienstbode,
geboren ca 27 september 1830, overleden op woensdag 23 januari 1907 te
’s-Gravenhage, getrouwd op woensdag 14 mei 1862 te 's-Gravenhage met Johannes Hendrik NIEUWENHUIJSEN, huisschilder,
geboren ca 1829. |
V.2 Philippina Margaretha GRANDHOMME,
geboren ca 31 juli 1813, overleden op dinsdag 10 september 1889 te
's-Gravenhage, dr. van Georg Philipp GRANDHOMME en
Johanna Margaretha FLACH (Vlag) (zie IV.6).
Getrouwd op woensdag 15 augustus 1849 te 's-Gravenhage met Dirk
van der HORST, kopergieter, bode (1851).
Waaruit geboren:
1. |
Johanna Frederika, geboren ca 1846, overleden op maandag 12 februari 1917
te 's-Gravenhage. |
IV.7 Johannes FLACH, schoenmaker, lantaarnvuller
(1842),
gedoopt (ng) op woensdag 6 juli 1791 te Hattem[28],
overleden op woensdag 12 januari 1842 te 's-Gravenhage op 50-jarige leeftijd
zn.
van Johannes FLACH (Vlag) (zie III.12) en Hanna Catharina (Anna) ZWITSERIN (Schweitzer(in)).
Getrouwd op 22-jarige leeftijd op woensdag 22 september 1813 te 's-Gravenhage[29]
met
Hendrika
Frederika KOK,
23 jaar oud, naaister,
gedoopt (ng) op dinsdag 24 augustus 1790 te Delft (getuige(n): Krijna de Vree)
overleden
op zondag 5 februari 1882 te 's-Gravenhage op 91-jarige leeftijd, dr. van Hendrik de KOCK (Kok), kok van Willem Hendrik van Steenberch, en Sophia
den BRAVEN.
Waaruit geboren:
1. |
Johannes Hendrik, timmerman, geboren
op maandag 7 februari 1814 te 's-Gravenhage, overleden op donderdag 3
augustus 1865 te 's-Gravenhage op 51-jarige leeftijd. |
2. |
Hendrik Willem, geboren op zondag 26 mei 1816 te 's-Gravenhage,
overleden op dinsdag 13 juni 1882 te 's-Gravenhage op 66-jarige leeftijd[30].
|
3. |
Willem Hendrik, geboren op donderdag 24 december 1818 te 's-Gravenhage. |
4. |
Karel Leenderd Albertus (zie V.13). |
5. |
Leendert
Albertus,
geboren ca 6 november 1823 te ’s-Gravenhage, overleden op vrijdag 21 maart
1851 te Hof van Delft. |
6. |
Lodewijk (zie V.15). |
7. |
Johanna Margaretha, naaister, geboren
ca 16 mei 1826 te 's-Gravenhage. |
8. |
Tobias Gerardus, geboren op maandag 27 juli 1829 te ‘s-Gravenhage,
overleden op woensdag 16 april 1890 te Veenhuizen (Norg) op 60-jarige
leeftijd. |
9. |
Josephus Hendrik, geboren ca 22 december 1832 te 's-Gravenhage, overleden
op dinsdag 28 januari 1845 te 's-Gravenhage. |
V.13 Karel Leenderd Albertus FLACH,
verfwinkelier,
rijtuigschilder, geboren
op vrijdag 27 juli 1821 te 's-Gravenhage (gezindte: rk), overleden op vrijdag
30 april 1880 te 's-Gravenhage op 58-jarige leeftijd, zn. van Johannes
FLACH (zie IV.7) en Hendrika Frederika KOK,
naaister.
Getrouwd op 25-jarige leeftijd op woensdag 12 mei 1847 te 's-Gravenhage
met Maria Johanna WAGENAAR, 30 jaar oud, dienstbode, geboren op zondag 10
november 1816 te 's-Gravenhage (gezindte: rk), overleden op maandag 25 april
1904 te 's-Gravenhage op 87-jarige leeftijd, dr. van Johan
Henderik WAGENAAR en Hendrika Engelina TAPETS.
Waaruit geboren:
1. |
Karel Leenderd Albertus (zie VI.2). |
2. |
Johannes Philippus (zie VI.4). |
VI.2 Karel Leenderd Albertus FLACH,
sergeant-timmerman
bij de genie, geboren
op donderdag 16 november 1848 te 's-Gravenhage, overleden op zaterdag 5 maart
1927 te Utrecht op 78-jarige leeftijd, zn. van Karel
Leenderd Albertus FLACH (zie V.13) en Maria
Johanna WAGENAAR, dienstbode.
Getrouwd op 31-jarige leeftijd op woensdag 10 maart 1880 te Utrecht[31]
met
Alida Elisabet van WOUDENBERG, 21 jaar oud, geboren op
woensdag 15 december 1858 te Utrecht, overleden op donderdag 1 januari 1931 te
Utrecht op 72-jarige leeftijd, dr. van Albertus van
WOUDENBERG en Angenitha van PIGGELEN.
Waaruit geboren:
1. |
Agnita van WOUDENBERG, geboren op woensdag 8 oktober 1879 te Utrecht, overleden
op maandag 28 september 1908 te Utrecht op 28-jarige leeftijd.
|
2. |
Karel Leendert Albertus (zie VII.2). |
3. |
Albertus (zie VII.4). |
4. |
Cornelis Johannes, geboren op maandag 11 augustus 1884 te Utrecht,
overleden op donderdag 14 juni 1962 te Utrecht op 77-jarige leeftijd. |
5. |
Johannes Philippus (zie VII.8). |
6. |
Maria,
geboren op maandag 21 februari 1887 te Utrecht, overleden op woensdag 14
maart 1962 te Tilburg op 75-jarige leeftijd. |
7. |
Gerardus, geboren op dinsdag 10 september 1889 te Utrecht,
overleden op dinsdag 17 april 1956 te Utrecht op 66-jarige leeftijd. |
8. |
Nicolaas (zie VII.13). |
9. |
Hendrika Frederika, geboren op zondag 28 juli 1895 te Utrecht. |
VII.2 Karel Leendert Albertus FLACH,
sergeant-majoor
(1911), geboren
op donderdag 9 december 1880 te Utrecht[32],
overleden op zondag 27 september 1964 te Utrecht op 83-jarige leeftijd, zn. van
Karel Leenderd Albertus FLACH (zie VI.2) en Alida Elisabet van WOUDENBERG.
Getrouwd op 30-jarige leeftijd op woensdag 3 mei 1911 te Arnhem met
Maria
Geertruida OBBES,
geboren op 20 mei 1884 te Arnhem, overleden op vrijdag 25 april 1969 te
Utrecht, dr. van Dirk OBBES en Sara
Johanna BRINKMAN.
Waaruit geboren:
VII.4 Albertus FLACH, adjudant-onderofficier-administrateur
bij het regiment Genietroepen, geboren
op donderdag 7 december 1882 te Utrecht, overleden op woensdag 10 maart 1937 te
Utrecht op 54-jarige leeftijd, zn. van Karel Leenderd
Albertus FLACH (zie VI.2) en Alida Elisabet van
WOUDENBERG.
Getrouwd op 27-jarige leeftijd op donderdag 21 april 1910 te Utrecht met
Wilhelmina
HOORENMAN,
geboren ca 1881 te Utrecht, overleden op zondag 5 juni 1955 te Utrecht, dr. van
Cornelis HOORENMAN en Wilhelmina
STRAATMAN.
Waaruit geboren:
1. |
VII.8 Johannes Philippus FLACH,
geboren op maandag 30 november 1885 te Utrecht, overleden op maandag 4 februari
1974 te Utrecht op 88-jarige leeftijd[33],
zn. van Karel Leenderd Albertus FLACH (zie VI.2)
en Alida Elisabet van WOUDENBERG.
Getrouwd op 31-jarige leeftijd op donderdag 31 mei 1917 te Utrecht met Wilhelmina Agatha 't HOEN, overleden op zaterdag 12
december 1964 te Utrecht[34],
dr. van Anthonie Willem 't HOEN en Agatha
van RHEENEN.
Waaruit geboren:
1. |
Agatha[35], geboren op dinsdag 19 mei
1925 te Soesterberg, overleden op maandag 20 maart 1944 te Utrecht op
18-jarige leeftijd[36]. |
2. |
Willy A[37], geboren ca 1920?,
getrouwd met H H van LINT. |
3. |
Ale E[38], geboren ca 1922?,
getrouwd met H A van LINT. |
VII.13 Nicolaas FLACH, geboren op
woensdag 1 juli 1891 te Utrecht, overleden op maandag 21 mei 1951 te Utrecht op
59-jarige leeftijd, zn. van Karel Leenderd Albertus FLACH
(zie VI.2) en Alida Elisabet van WOUDENBERG.
Getrouwd op 23-jarige leeftijd op woensdag 5 mei 1915 te Utrecht
met Jacoba Johanna MATERS, geboren ca 1887 te Angerlo, dr.
van Jan Willem MATERS en Berendina
GERRITSEN.
Waaruit geboren:
1. |
Karel Leendert Albertus (zie VIII.9). |
2. |
Berendina (Dina), geboren op vrijdag 14 maart 1919 te Renkum. |
VIII.9 Karel Leendert Albertus FLACH,
chef
inkoop (Philips), geboren
op zaterdag 8 juli 1916 te Renkum, overleden op vrijdag 30 september 1994 te
Nieuwegein op 78-jarige leeftijd, zn. van Nicolaas FLACH
(zie VII.13) en Jacoba Johanna MATERS.
Getrouwd op 23-jarige leeftijd op donderdag 4 juli 1940 te Utrecht
met Johanna Catharina PRONK, 23 jaar oud, geboren op
donderdag 10 mei 1917 te Amsterdam, overleden op zondag 12 december 1976 te
Hilversum op 59-jarige leeftijd, dr. van Jan Gerrit
Cornelis PRONK en Catharina Anna Petronella
FELDERHOFF.
Waaruit geboren:
1. |
J? Nicolaas? Karel? (zie IX.1). |
IX.1 J? Nicolaas? Karel? FLACH,
geboren ca 1946, zn. van Karel Leendert Albertus FLACH
(zie VIII.9) en Johanna Catharina PRONK.
Getrouwd met W van OS.
Waaruit geboren:
1. |
|
2. |
VI.4 Johannes Philippus FLACH, timmerman,
meubelmaker,
geboren op woensdag 16 oktober 1850 te 's-Gravenhage, overleden op maandag 16
januari 1888 te 's-Gravenhage op 37-jarige leeftijd, zn. van Karel
Leenderd Albertus FLACH (zie V.13) en Maria
Johanna WAGENAAR, dienstbode.
Getrouwd op 20-jarige leeftijd op woensdag 15 maart 1871 te 's-Gravenhage met
Catharina Adriana de DOES, 21 jaar oud, naaister, geboren
op zondag 20 mei 1849 te 's-Gravenhage, overleden op zondag 4 juli 1926 te 's-Gravenhage
op 77-jarige leeftijd. {Zij is later getrouwd op 46-jarige leeftijd op vrijdag
3 januari 1896 te 's-Gravenhage met Johan Daniël CARRIÈRE.}
Waaruit geboren:
1. |
Karel Leenderd Albertus (zie VII.17). |
2. |
Johannes Arnoldus (zie VII.19). |
3. |
Cornelis Marinus (zie VII.21). |
4. |
Maria Josephina Johanna, geboren op zondag 1 december 1878 te 's-Gravenhage,
overleden op vrijdag 13 juni 1884 te 's-Gravenhage op 5-jarige leeftijd. |
5. |
Johanna Hendrica Petronella, geboren op dinsdag 17 mei
1881 te 's-Gravenhage, overleden op dinsdag 28 februari 1882 te 's-Gravenhage,
287 dagen oud. |
6. |
Johanna Catharina, geboren op zaterdag 3 maart 1883 te 's-Gravenhage,
overleden op zaterdag 12 oktober 1929 te ‘s-Gravenhage op 46-jarige leeftijd. Getrouwd
(2) op 37-jarige leeftijd op woensdag 2 maart 1921 te ‘s-Gravenhage met Johannes Philippus BECK, 39 jaar oud, hoedenmaker,
geboren op dinsdag 29 maart 1881 te 's-Gravenhage, overleden op vrijdag 28
januari 1938 te 's-Gravenhage op 56-jarige leeftijd, zn. van Adrianus
BECK en Johanna Charlotte FUCHS. |
VII.17 Karel Leenderd Albertus FLACH,
slager,
sjouwer, vleeshouwer,
geboren op dinsdag 25 juli 1871 te 's-Gravenhage, overleden op zondag 30
oktober 1938 te 's-Gravenhage op 67-jarige leeftijd, zn. van Johannes
Philippus FLACH (zie VI.4) en Catharina Adriana de
DOES, naaister.
Getrouwd op 25-jarige leeftijd op woensdag 30 september 1896 te 's-Gravenhage
met
Geertruida
LAMMERS, dienstbode, geboren ca 1872, dr. van Hendrik LAMMERS en Adriana
Hendrika SEGERHOUT, winkelierster.
Waaruit geboren:
VII.19 Johannes Arnoldus FLACH, verzekeraar, geboren op dinsdag 1 juli
1873 om 02:00 uur te 's-Gravenhage, overleden na 1959 te 's-Gravenhage, zn. van
Johannes Philippus FLACH (zie VI.4) en Catharina Adriana de DOES, naaister.
Getrouwd op 24-jarige leeftijd op woensdag 22 juni 1898 te 's-Gravenhage met Catharina Huberdina ZWENNIS, 24 jaar oud, geboren op
zaterdag 31 januari 1874 te Rotterdam, overleden op donderdag 13 februari 1941
te 's-Gravenhage op 67-jarige leeftijd.
Waaruit geboren:
1. |
Anna Catharina[39], geboren op vrijdag 10
maart 1899 te ’s-Gravenhage, overleden na 1950. |
VII.21 Cornelis Marinus FLACH, koetsier, geboren op zondag 20 augustus
1876 te 's-Gravenhage[40],
overleden op zondag 1 februari 1959 te 's-Gravenhage op 82-jarige leeftijd, zn.
van Johannes Philippus FLACH (zie VI.4) en Catharina Adriana de DOES, naaister.
Getrouwd op 29-jarige leeftijd op woensdag 7 maart 1906 te 's-Gravenhage met
Johanna Wilhelmina LUTGERT, geboren ca 1886.
Waaruit geboren:
1. |
Johanna Wilhelmina, geboren ca 1903, getrouwd op 8 november 1933 te ’s-Gravenhage met Gerardus Jacobus HOL, geboren op 24 maart 1904 te ‘s-Gravenhage, zn. van Johannes Hol en Wilhelmina Hendrika Jacoba Catharina JORDAN. |
V.15 Lodewijk FLACH, huisschilder, geboren op donderdag 6
november 1823 te 's-Gravenhage, overleden op zaterdag 2 mei 1885 te
's-Gravenhage op 61-jarige leeftijd, zn. van Johannes
FLACH (zie IV.7) en Hendrika Frederika KOK,
naaister.
Getrouwd op 37-jarige leeftijd op woensdag 30 januari 1861 te 's-Gravenhage met
Johanna
Maria Wilhelmina Hendrina KOUWENBERG, geboren ca 1830 te 's-Gravenhage, overleden 1873 te
's-Gravenhage, dr. van Jacobus KOUWENBERG en Grada LAARBERG.
Getuigen bij huwelijk:
Karel Leenderd Albertus Flach , 39 , huisschilder
Johannes Hendrik Flach , 47 , timmerman
Johan Tieleman Groen , 60 , straatmaker
Johannes Antonius Josephus Le Large , 35 , stoker
Waaruit geboren:
1. |
|
2. |
Grada,
geboren ca 1863 te s-Gravenhage, overleden op zondag 11 december 1910 te Loosduinen[41].
|
3. |
Louise Maria, geboren 1872 te 's-Gravenhage, overleden op vrijdag 20
september 1907 te 's-Gravenhage. |
Historie
3 09 1742 |
1e Bataljon
Waldeck |
5 11 1742 |
2e Bataljon
Waldeck |
2 03 1752 |
1e Regiment
Waldeck |
2 03 1752 |
2e Bataljon van 1e
Regiment |
11 09 1806 |
3e Bataljon 1e Regiment
Infanterie |
|
|
(Ringoir 1980: 45, Ringoir 1981: 125).
Verblijf in garnizoensplaatsen
1742 |
Nijmegen |
1743 |
Zwolle |
|
|
1744 |
's Hertogenbosch |
|
|
1745 |
Bergen op Zoom |
1746 |
Venlo |
1746 |
Venlo |
1749 |
Ieperen |
1749 |
Doornik |
|
|
1750 |
Bergen op Zoom |
|
|
1751 |
Geertruidenberg, Willemstad |
1752 |
Ieperen/Venlo |
1752 |
Venlo |
1754 |
Namen |
|
|
1760 |
Grave/Namen |
|
|
1762 |
Dendermonde/Namen |
|
|
1763 |
Dendermonde/Sluis, IJzendijke |
|
|
1764 |
Dendermonde/Bergen op Zoom |
|
|
1766 |
Dendermonde/'s Hertogenbosch,
Tiel, Zaltbommel |
|
|
1768 |
Hulst/Dendermonde |
|
|
1769 |
Nijmegen/Dendermonde |
|
|
1771 |
's Hertogenbosch/Dendermonde |
|
|
1773 |
Dendermonde/Steenbergen,
Willemstad |
|
|
1774 |
Dendermonde/'s Hertogenbosch |
|
|
1775 |
Dendermonde/Tiel, Zaltbommel |
|
|
1776 |
Axel, Philippine,
IJzendijke/Dendermonde |
|
|
1777 |
's Hertogenbosch |
|
|
1780 |
Dendermonde/Bergen op Zoom |
|
|
1781 |
Dendermonde/Goeree |
|
|
1782 |
Goeree/'s Hertogenbosch |
|
|
1784 |
Maastricht |
|
|
1787 |
Gorinchem |
|
|
1789 |
Groningen |
|
|
1790 |
Arnhem |
|
|
1791 |
Nijmegen/Tiel |
|
|
1792 |
Arnhem, Elburg, Harderwijk,
Hattum, Wageningen/Doesburg |
|
|
1794 |
Breda |
|
|
(Ringoir 1980: 45).
Twee garnizoenen die door een schuine streep (/)
gescheiden zijn, geven aan dat de twee bataljons waaruit het regiment bestaat
niet in hetzelfde garnizoen liggen.
Zaltbommel[42]
Zaltbommel is meer dan duizend jaar oud. Oorspronkelijk heette de stad Bommel, en
tot heden wordt de stad door de bewoners zo genoemd. De oudste vorm van de naam
is Bomela of Bomelo1[1] (in 850) en is een samenvoeging van Boom (in de tegenwoordige
betekenis) en lo, waarbij lo verwijst naar een loofbos op een verhoging in een
moerassig gebied. In dit gebied bestaat die verhoging uit de oeverwal langs de
rivier de Waal. Namen met de uitgang 'lo' hangen vaak samen met ontginningen
van oeverwallen, waardoor er open plekken ontstonden in het bos waar een
nederzetting kon ontstaan. In een latere fase (eerste vermelding in 1297)
krijgt de nederzetting het voorvoegsel 'Salt' of 'Saut' om het te kunnen
onderscheiden van het andere Bommel (Maasbommel). Deze toevoeging slaat op de
handel in zout die hier belangrijk was. Zout werd per schip vervoerd en
waarschijnlijk in Zaltbommel verhandeld en was zeer belangrijk vooral voor het
inzouten van vis[2]. 13 december
1315 kreeg het van graaf Reinald I dezelfde stadsrechten als Zutphen en
werden de vestingwerken aangelegd, die er nu nog zijn. In de 13e eeuw hadden
Zaltbommel en de landen van de Bommeler- en Tielerwaard reeds landrechten verkregen. Dit landrecht is
het oudste overgeleverde landrecht en wordt aangeduid met eening. De
originele oorkonde is niet bewaard gebleven. Een jaar nadat Zaltbommel
stadsrechten verkreeg, werd op 19 oktober 1316 door Reinald I een nieuwe
oorkonde uitgevaardigd. Daarin werd de oude regeling bevestigd.[3] Er werd een onderscheid gemaakt
tussen de bewoners van de stad Zaltbommel en de bewoners van het platteland.
Stadsbewoners werden berecht door de schepenbank van Zaltbommel,
plattelandsbewoners waren bij zware misdrijven zoals moord en brandstichting
overgeleverd aan de genade van de graaf[4].
In 1325 en 1327 werd het landrecht van de Bommelerwaard door de
graaf hernieuwd waardoor het onderscheid tussen de stad Zaltbommel en het
platteland nog scherper werd. [5]
Franck Arnts (schild)knape PIECK , geboren ca. 1386 was ambtman
van o.a Zaltbommel, en daarnaast ook heer van Gameren, en van de Tieler- en
Bommelerwaard
Op 31 juli 1572 werd Zaltbommel ingenomen door watergeuzen onder
leiding van Dirck van Haeften. Daarop belegerden de Spanjaarden de stad in de
daarop volgende jaren onsuccesvol, waaronder de blokkade van 1574. Samen met Buren sloot
het zich in juni 1575 aan bij de Unie van Dordrecht tussen Holland en Zeeland, waarmee
beide steden zich in feite afscheidden van Gelre; dit werd pas in 1602 ongedaan
gemaakt.[6]
Op aandringen van Maurits van Nassau werd de stad verder versterkt.
Voordat deze modernisering voltooid was, belegerden de Spanjaarden onder
leiding van Francesco de Mendoza de stad weer,
tijdens het beleg in 1599. Dit beleg kon wederom succesvol
door de Staatse troepen worden afgeslagen.
In 1869 wordt Zaltbommel met het spoorwegnet
verbonden. Tussen 1910 en 1923 rijdt de Gemeentetram Zaltbommel tussen het
centrum en station Zaltbommel.
Noten
1.
Zie "Oorkondenboek van het Sticht
Utrecht tot 1301", regest nummer 67 op p.73. Digitaal in te zien
via: http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/osu
2.
Dumont,
S., en Kleijnen, M., Van wege den Koning. Gemeentewapens en
plaatsnamen in de Bommelerwaard (Zaltbommel 1992)
3.
Nijhoff,
I.A., Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door
onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. Deel I, no. 167 (Den Haag
1830-1875)
4.
Noordzij,
Aart, Gelre. Dynastie, land en identiteit in de late
middeleeuwen. Werken Gelre 59 (Hilversum 2009)
5.
Kuijs,
J.A.E., De ambtman in het Kwartier van Nijmegen (ca.
1250-1543) (Nijmegen 1987)
6.
Encarta-encyclopedie Winkler Prins
(1993-2002) s.v. "Zaltbommel". Microsoft Corporation/Het Spectrum.
III.14
Johann Conrad FLACH, schoenmaker, geboren op vrijdag 30 mei 1749 te Züschen Waldeck[43],
gedoopt (ev) juli 1749 te Züschen Waldeck[44],
overleden op vrijdag 30 oktober 1829 te Zaltbommel op 80-jarige leeftijd[45].
Johann Conrad
kwam als ‘huurling’ in het Waldeck Regiment naar de toenmalige Republiek der
Verenigde Nederlanden. Het leger van de Republiek, ook wel het Staatse leger
genaamd, bestond volledig uit huurlingen en individuele vrijwilligers, zowel
uit eigen land als het buitenland. Johann Conrad was gelegerd in diverse
garnizoensplaatsen, waaronder ook Zaltbommel. Hij vestigde zich uiteindelijk
definitief in Nederland en noemde zich Johan Coenraad. Johannes vestigde zich
op enig moment in Den Haag, alwaar hij in het jaar 1799 kwam te overlijden.
Johan Coenraad Vlag, met attestatie van 's Bosch. [De inschrijving is niet
gedateerd, maar staat tussen inschrijvingen van 1780. Daarom is dat jaar hier
ook aangehouden.]
voor zowel Johannes als Johann Conrad is er een lidmaatinschrijving te 's
Hertogenbosch van juli 1777; beiden zijn ingekomen vanuit Dendermonde (met hun
regiment). Johan Conrad vertrok 22 oktober 1778 naar Bommel, Johannes 2 oktober
1779 naar Driel
Inschrijving als lidmaat in 1796
28 mei
1821Obligatie en hypotheek van Johan Coenraad Flach als schuldbekentenis aan
zijn kinderen Flach
Soort akte Obligatie en hypotheek
Persoon 1 Johan Coenraad Flach
Persoon 2 Geertruida Flach
Persoon 3 Johannis Flach
Persoon 4 Andreas Flach
Persoon 5 Dirkje Flach
Persoon 6 Juliana Flach
Persoon 7 Jan Willem Flach
Persoon 8 Jan Hendrik Flach
Persoon 9 Johan Coenraad Flach
attestatie van 's-Hertogenbosch in 1780
zn.
van Johan Andreas FLACH (zie II.5) en Anna Gertruth RITTE.
Ondertrouwd (1) op zaterdag 10 oktober 1778 te Zaltbommel en Züschen[46],
getrouwd voor de kerk op 29-jarige leeftijd op zondag 1 november 1778 te
Zaltbommel (ng)[47] met
Willemina
HERDT, 24
jaar oud, gedoopt (ng) op zondag 25 november 1753 te Bommel[48]
begraven
op vrijdag 12 oktober 1787 te Zaltbommel op 33-jarige leeftijd.
Huijsvrouw
van Vlagh[49].
Willemijna Hert, op belijdenis den1 augustus 1774[50]
dr. van Johannes HERTS (Herdt) en Dirkje
van MOLENAARSGRAAF
[05-09-1778] Johan Coenraad Flach, in civem re
ceptus,
juravit solemniter, et
solvit
jura ad f 17-12-. die
aanstonds
gedistribueert zyn.
Actum
5 september 1778.
Borg
Joh[annes] Herts[51]
Ondertrouwd (2) op zondag 20 juli 1788 te Zaltbommel, getrouwd voor de kerk op
39-jarige leeftijd op zondag 3 augustus 1788 te Zaltbommel (ng)[52]
met
Willemina
van TUIJL,
25 jaar oud, gedoopt op zondag 26 juni 1763 te Ochten, begraven op woensdag 4
januari 1797 te Zaltbommel op 33-jarige leeftijd[53]
Voor de begrafenis werd een lijkkleed gehuurd voor 4 stuivers
dr.
van Evert van TUIJL en Anneken
Jansen van OMMEREN.
Waaruit geboren:
6. |
Evert Jans (Flack, Vlag), militair, geboren op donderdag 18 juni 1789 te Zaltbommel, gedoopt
(ng) op zondag 21 juni 1789 te Zaltbommel. Was militair in het leger van Napoleon bij het 125e Regiment
Infanterie van Linie, Stamboeknr. 4356[54].
Gezien de barre omstandigheden lijkt het waarschijnlijk dat Evert tijdens de
veldtocht nar Rusland overlden is.
Engelina
VALKHOFF,
geboren te Brakel. |
7. |
Juliana (zie IV.22). |
8. |
Jan Willem (zie IV.23). |
9. |
Johan Hendrik, geboren op donderdag 25 februari 1796 te Zaltbommel,
gedoopt (ng) op zondag 28 februari 1796 te Zaltbommel[55],
overleden op maandag 26 juli 1824 te Zaltbommel op 28-jarige leeftijd, belijdenis 1821,
lidmaat 1823 |
Getrouwd
voor de kerk (3) op 48-jarige leeftijd op donderdag 15 juni 1797 te Zaltbommel
(ng)[56]
met
Cornelia
van den BERGH,
geboren te Heerewaarden, begraven op zaterdag 15 juni 1805 te Zaltbommel.
Waaruit geboren:
10. |
Angenieta Adriana, gedoopt (ng) op zondag 10 juni 1798 te Zaltbommel[57],
overleden op vrijdag 11 juni 1813 te Zaltbommel op 15-jarige leeftijd. |
11. |
Johan Coenraad, schoenmaker,
gedoopt (ng) op woensdag 18 december 1799 te Zaltbommel[58],
overleden op zaterdag 24 april 1841 te Hillegersberg op 41-jarige leeftijd. |
12. |
Agnita Adriana, geboren op zaterdag 2 mei 1801 te Zaltbommel, gedoopt
(ng) op zondag 3 mei 1801 te Zaltbommel[59],
overleden op vrijdag 11 juni 1813 te Zaltbommel op 12-jarige leeftijd. |
13. |
Arie Marinus, gedoopt (ng) op zondag 24 oktober 1802 te Zaltbommel[60].
. |
Ondertrouwd
(4) op zaterdag 11 oktober 1806 te Zaltbommel, getrouwd voor de kerk op
57-jarige leeftijd op zondag 26 oktober 1806 te Zaltbommel (ng) met
Anna
Eva
(Johanna) ROMER, 47 jaar oud, gedoopt op donderdag 1 februari 1759,
overleden op maandag 1 april 1811 te Zaltbommel op 52-jarige leeftijd. {Zij was
eerder getrouwd voor 1806 met Johannes Van DRIEL.}
De Grote of Sint-Maartenskerk van Zaltbommel[61] is
een grote basiliek met een driebeukig schip en
een eenbeukig koor en geldt als een van de belangrijkste voorbeelden van
de Nederrijnse gotiek. Het is tegenwoordig een
protestantse (PKN)-kerk.
De kerk had een 11e-eeuwse voorganger.
Het oudste deel van de kerk is het 14e-eeuwse priesterkoor,
dat indertijd gebouwd werd ter uitbreiding van de, tot kapittelkerk verheven
voorganger van de huidige kerk. Dit koor is lager dan het schip en wijkt ook
qua stijl af van de rest van de kerk. De bouw van de eerste kerk werd begonnen
door bisschop Bernold of Bernulphus die ter plaatse een romaanse kruiskerk
bouwde. Bij opgravingen in 1981 en 1984 bleek de aanwezigheid van deze kerk
toen funderingsresten onder de vloer werden aangetroffen. In 1303 werd het gebouw
(met het nieuwe, heden nog bestaande koor) verheven tot kapittelkerk met
tien kanunniken. Het aanwezige koor samen met de
zogenaamde Varkenstoren zijn de enige overblijfselen van deze kerk. De huidige
basiliek kwam vanaf ca. 1450 tot stand en werd in ca. 1500 voltooid. In 1572
werd Zaltbommel ingenomen door de Watergeuzen.
Het kapittel werd toen opgeheven en de Sint-Maartenskerk werd een Hervormd
kerkgebouw.
De toren
bezat een dertig meter hoge spits, waardoor deze totaal 100 meter hoog was.
Door blikseminslag brandde die spits in 1538 af. Ook de bescheidenere opvolger
werd een prooi van de vlammen. In 1708 was de onderbouw van een nieuwe spits
gereed, maar het werk staakte en werd niet meer hervat. Bij een restauratie in
het begin van de twintigste eeuw werd deze onderbouw verwijderd en kreeg de
toren zijn huidige uiterlijk. De gehele kerk is in steen overwelfd.
Het orgel van de Grote of Sint-Maartenskerk is gebouwd door
Andries Wolfferts in de jaren 1783-1786. Hij gebruikte hierbij ouder pijpwerk
van Matthijs Verhofstadt. Al na 10 jaar werd het
instrument verbeterd door Antonius Friedrich Gottlieb Heijneman.
In 1860 werkte de orgelbouwer Naber aan het orgel. Hierbij werd een
nieuwe Viola da Gamba geplaatst. W. van Dijk uit Utrecht wijzigde in 1905 de
dispositie enigszins, maar dat bleef verder zonder bijzonder merkbare
verandering van de klank.
Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd het orgel
gedemonteerd vanwege de dreigementen van de Duitsers om de toren op te
blazen. Firma J. de Koff bouwde het na de
bevrijding weer op en restaureerde het. Hierbij werd het pijpwerk ingekort,
waardoor de toonhoogte bijna een halve toon hoger werd. Het resultaat was zeer
teleurstellend. Het doel om het orgel helderder te laten klinken was niet
gehaald.
In 1982 startte de orgelbouwer S.F. Blank een restauratie om het
orgel weer in oude staat te herstellen. Adviseur bij de restauratie was Klaas
Bolt. De belangrijkste werkzaamheden betroffen herstel van de
windladen en het terugbrengen op originele lengte van het pijpwerk.
Veldtocht van Napoleon naar Rusland[62]
De Veldtocht naar
Rusland van keizer Napoleon I van
Frankrijk tegen het keizerrijk Rusland vanaf
juni 1812, en de terugtocht die
duurde tot december van dat jaar, was een onderdeel van de Zesde
Coalitieoorlog. De mislukte aanval vormde het omslagpunt van
de napoleontische
oorlogen. Van het enorme Franse leger van 680.000 soldaten
overleefden er maar 40.000.
Achtergrond
Europa in 1812
Op 25 juli 1807 werd de Vrede van Tilsit gesloten
tussen het Franse
keizerrijk, koninkrijk Pruisen en
Rusland. De voorwaarden van deze vrede zorgden op een aantal punten voor onvrede
aan beide kanten:
1.
Ten eerste
was een van de voorwaarden van de vrede dat Rusland zich nu ook moest houden
aan het continentale
stelsel, een tegen de Britten gerichte handelsoorlog. Dit leidde tot
klachten van de Russische handel en nijverheid omdat ze in de Britten een
belangrijke handelspartner verloren. Omdat de Russische economie schade opliep
stelde tsaar Alexander I voor
enkele versoepelingen van het continentale stelsel in te voeren. Napoleon wilde
daar niets van weten. Alexander besloot desalniettemin het contact met de
Britten toch te herstellen.
2.
Ten tweede
bepaalde de Vrede van Tilsit dat het groothertogdom
Warschau werd gevormd. De Russen zagen dit als een eerste teken
van het herstel van Polen en zij vonden een groot machtsblok aan hun grens
ongewenst. Het beeld van het herstel van Polen werd nog eens versterkt toen in
1809 het groothertogdom Warschau werd aangevuld met een stuk van Oostenrijk.
3.
Ten derde
beloofde Napoleon de Donauvorstendommen aan
Alexander te geven. Deze waren echter niet in het bezit van Napoleon en vanwege
de oorlogen met Oostenrijk en Spanje had Napoleon geen leger over om deze
vorstendommen te veroveren. Alexander begreep dat hij de vorstendommen niet zou
krijgen van Napoleon en besloot ze zelf te veroveren; hier was hij allerminst
blij mee omdat Alexander net vrede had gesloten met het Ottomaanse Rijk.
Dit alles zorgde voor een
bekoeling van het verbond tussen Frankrijk en Rusland. Napoleon was er zich van
bewust dat hij op de nodige bondgenoten kon rekenen die klaar stonden om hem te
steunen in geval van oorlog. Met groot machtsvertoon hoopte Napoleon dat hij
tsaar Alexander I kon overtuigen om te onderhandelen.
Van 1810 tot 1812 was het
verbond niet meer dan een bedrieglijke sluier, die een verborgen vijandschap
bedekte. In 1811 hervatte Rusland de handel met Groot-Brittannië. Hiertegen
protesteerde Napoleon. Toen tsaar Alexander I niet naar deze protesten
luisterde, verklaarde Napoleon op 22 juni 1812 de oorlog aan Rusland.
De veldtocht
Voorbereiding
Voor de veldtocht naar
Rusland trof Napoleon meer voorbereidingen dan ooit tevoren. De voorbereidingen
verliepen geruisloos, om Rusland hierop niet te attenderen.
Napoleon liet niets aan het
toeval over. Opmerkelijk is dat zijn overwinningen terugliepen tijdens het
latere keizerrijk, terwijl hij juist meer aandacht besteedde aan
voorbereidingen. Daarnaast werden zijn tegenstanders ook steeds sterker.
Napoleon legde grote voorraden proviand, medicijnen, kleding en bouwmaterialen
aan. Het gevolg was dat het Franse platteland honger leed en de boerenknechten
het leger in werden gesleept. Tevens verzamelde hij zo veel mogelijk troepen.
De Grande Armée bestond
uit verschillende nationaliteiten. Er zaten onder andere Duitsers, Pruisen,
Polen, Nederlanders, Italianen, Oostenrijkers, Zwitsers, Kroaten en Spanjaarden
in.
Legersterktes
Op 24 juni 1812 trok de Grande Armée, met 691.500
man het grootste leger tot dan toe in de Europese geschiedenis, de rivier Memel (of Niemen of
Nemunas) over in de richting van Moskou.
De Grande Armée was
als volgt ingedeeld:
1.
De centrale
aanvalsmacht met 250.000 man onder het persoonlijke commando van de keizer;
2.
Twee andere
frontlegers onder Eugène de
Beauharnais (80.000 man) en Jérôme Bonaparte (70.000
man);
3.
Twee aparte
corpsen onder Jacques
MacDonald (32.500 man) en Karl
Schwarzenberg (34.000 Oostenrijkse troepen);
4.
Een
reserveleger van 225.000 man.
5.